oral practise

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 6

Unit studentenleven

Important

Orals in the week after the spring break!!!

Wednesday 8 maart last class before the orals. 
Friday 10 maart Oral Exams

22 en 24 februari-no regular class -oral practise-see the schedule in MB

-hand in task: let me know which open day you go to/date/your top 3 courses.

Wat doen we vandaag?

Oefenen met spreken

Grammatica-toekomende tijd 

task-spreken oefenen

1. We werken in 5 groepen. We work in 5 groups. Elke groep krijgt 1 van de 5 themes.
2. Je vertaalt de topics (onderwerpen) in het NL. You translate the topics Blz.  18 AI guide.
3. Kies 2 onderwerpen uit en kies er 2 foto's bij. Choose 2 topics in your theme and find 2 pictures. 

Task 30 mins.

4. Create 4-5 questions (in het NL) for the interactive discussion. 

5. Voer een rollenspel op. 1 student is student, 1 student is de docent. Wissel van rol. 

6. Gebruik het schema voor orals . Use the schedule for orals but reduce the preparation time to 5 mins. 

7. Maak notities om je voor te bereiden. Take notes to prepare.

How do you choose stimuli?

An effective visual stimulus is one that:

• is clearly relevant to one of the five themes in the course

• is culturally relevant to the target language

• offers opportunities for students to demonstrate their international-mindedness

• offers sufficient visual text for students to describe a scene or situation

• allows the student to offer a personal interpretation

• enables the teacher to lead the student in a wider conversation

• is relevant and of interest to the student’s age group.

• Search for: Dutch translation+dutch ab initio

tijden/tenses

present tense- Ik fiets naar huis.

past tense-Ik fietste naar huis.

perfectum-ik ben naar huis gefietst. 

futurum-ik zal naar huis fietsen/ik ga naar huis fietsen. 

Grammatica-

Hoe praten we over de toekomst in het Nederlands?

toekomende tijd-futurum/ future tense

zullen-shall
gaan-to go

Wij zullen slagen voor het examen.

Ik ga studeren in Amerika. 

Wanneer gebruik je gaan en wanneer gebruik je zullen?

https://www.dutchgrammar.com/nl/?n=Verbs.Re18

maak notities terwijl je de video kijkt

Zullen

-belofte (promise)

-voorstel (proposal)

-veronderstelling (assumption)

-plan/intentie

Ik zal beter mijn best doen.

Zullen we naar school fietsen?

Het zal wel regenen vanavond.

Hopelijk zal hij op tijd zijn.

Gaan

-actie/begin van iets (start of something) 

-handeling

-zekerheid (probability) 

Ik ga boodschappen doen.

We gaan wandelen.

Ik ga volgend jaar studeren.

Futurum /future tense

Maak zinnen met 'gaan' of 'zullen'.

Morgen - werken

Vanmiddag - tv kijken

In de toekomst - Arabisch leren

oefenen met zullen

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-5/werkwoorden/bijzondere-werkwoorden/verleden-tijd/vul-de-juiste-vorm-van-het-werkwoord--zullen--in?nwt=

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-6/werkwoorden/bijzondere-werkwoorden/verleden-tijd/vul-de-juiste-vorm-van-het-werkwoord--zullen--in?nwt=

oefenen met alle tenses

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-7/werkwoorden/sterke-en-zwakke-werkwoorden/welk-werkwoord-staat-er-in-de-zin/klik-het-sterke-of-zwakke-werkwoord-aan-1

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-7/werkwoorden/voltooid-deelwoord/stamregels-1-tot-en-met-4-gemengd