2FN Trede 9 film robots, Modalverben + haben, sein, werden

Leerdoel vandaag:
herhaling grammatica en luistervaardigheid
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Leerdoel vandaag:
herhaling grammatica en luistervaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Vertaal:
Zukunft
A
ruimte
B
thuis
C
toekomst
D
thuiskomst

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Vidéo

Je hebt de film gezien "5 Roboter die echte Berufe übernehmen"
Welke beroepen oefenen de robots uit?

Slide 4 - Question ouverte

Welke woorden hebben de maken met het milieu?
A
die Umwelt, der Umweltschutz, die Gesundheit
B
die Forschung, die Lehrfähigkeit
C
die Maus, basteln
D
das Gummiboot, der Drahtesel

Slide 5 - Quiz

Welke woorden passen bij het onderwerp computer?
A
die Maus
B
herstellen
C
die Daten
D
der Nutzer

Slide 6 - Quiz

Is de woordenschat nog lastig?
 Leer dan de Wortschatz bij Trede 9 week  1!

Slide 7 - Diapositive

Modalverben (modale hulpwerkwoorden)
vertaal het werkwoord:
kunnen
A
kunnen
B
können
C
kannen
D
künnen

Slide 8 - Quiz

Modalverben (modale hulpwerkwoorden)
vertaal het werkwoord:
mogen
A
mögen
B
möchten
C
dürfen
D
mochten

Slide 9 - Quiz

Modalverben (modale hulpwerkwoorden)
vertaal het werkwoord:
houden van
A
mögen
B
möchten
C
dürfen
D
mochten

Slide 10 - Quiz

Let op!
mogen = dürfen
houden van = mögen

Slide 11 - Diapositive

Modalverb: müssen (moeten)
Welke form van het werkwoord is juist?

Ich ........... auf die Toilette!
A
müsse
B
musse
C
musst
D
muss

Slide 12 - Quiz

Modalverb: können (kunnen)
Welke form van het werkwoord is juist?

Er (hij)........gut Fußball spielen.
A
kann
B
kannt
C
könnt
D
kanne

Slide 13 - Quiz

Modalverb: dürfen (mogen)
Welke form van het werkwoord is juist?

Sie (zij ev) .............nach hause gehen!
A
dürf
B
darf
C
darfst
D
dürft

Slide 14 - Quiz

Modalverb: mögen (houden van)
Welke form van het werkwoord is juist?

Wir ............ Schokolade sehr.
A
mag
B
mög
C
mögen
D
magen

Slide 15 - Quiz

Modalverb: wissen (weten)
Welke form van het werkwoord is juist?

Das Kind (es) ..........die Antwort.
A
wisst
B
wiss
C
weißt
D
weiß

Slide 16 - Quiz

Werkwoorden: haben/sein/werden
Bijvoorbeeld: ich bin...ich habe...ich werde

Noem de du-vorm van alle 3 werkwoorden
du ....(haben), du....(sein), du....(werden)

Slide 17 - Question ouverte

Zijn de Modalverben en werkwoorden nog lastig?
Maak dan in Trede 9 week 4 "Wohnen in der Zukunft" de oefeningen.

Slide 18 - Diapositive

Ga nu in de portal aan de slag met Trede 9 
en werk aan de werkdoelen van week 4+5
Let op: 
week 4 (Beruf der Zukunft) hoef je niet te doen, film doet het niet.

Slide 19 - Diapositive