Vraag van de dag P2 vragen en antwoorden

  VRAAG VAN DE DAG
vragen en antwoorden
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijshavoLeerroute HLeerjaar 5

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

  VRAAG VAN DE DAG
vragen en antwoorden

Slide 1 - Diapositive

dit is de versie die je op het bord toont.
Bijna iedere les nemen we ca. 7 minuten de tijd om 1 vraag te beantwoorden. Per les worden er vragen voorgelegd uit meerdere categorieën.
In deze lesson up maak je per les je vraag.

We beginnen de eerste keer in categorie A. Heb je hem goed dan mag je de volgende les categorie B doen. Heb je die goed dan gaan je de volgende keer naar categorie C.
Natuurlijk hoop ik dat iedereen na een aantal vragen in een hogere categorie terecht komt met een hogere moeilijkheidsgraad.

Heb je de vraag fout of een gedeelte van de vraag dan blijf je in deze categorie.
De moeilijkheid zit hem niet alleen in de diepgang van de vraag maar ook in de wijze van beantwoording.

Heb je niet genoeg kennis om de vraag te beantwoorden, dan gebruik je je boek of aantekeningen erbij


Slide 2 - Diapositive

De leerlingen hebben in hun klas de lesson up met het leerlingboekje.

1e les: Leg uit wat de bedoeling is via de volgende dia's (deze zitten ook in de leerlingenversie)

1e les: Om leerlingen meteen het gevoel te geven is het handig om de eerste 2 vragen meteen de eerste les te doen.
Hopelijk kan dan iedereen meteen met C beginnen de tweede les.


•    inzicht te krijgen in de soorten examenvragen
•    inzicht te krijgen welke vragen jij op dit moment
      aan kan
•    inzicht te krijgen in hoeverre jij de stof hebt begrepen.
•    door oefening op een hoger niveau te komen
•    oefenen met het geven van gewenste
      examenantwoorden
                                   DOELEN:

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Op het examen is een juiste formulering  van groot belang. Herhaal bijvoorbeeld een stukje uit de vraag dat zet je als het ware in de goede richting. Ook is het dan moeilijker om een heel ander antwoord dan het gevraagde te geven.

Je gaat de vragen dan ook beantwoorden zoals je op het examen zou doen. Dus een goede formulering en met volzinnen.

                                 BEANTWOORDING

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Je krijgt de laatste 2 minuten van de les het antwoord te zien. Beoordeel jezelf en zet bij de Analyse je opmerkingen. Wat heb je verkeerd gedaan waar moet je op letten etc.

Wist je het antwoord op de vraag of heb je het opgezocht en daarna geformuleerd?

                                         ANALYSE

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a. cognitie (komt niet op het examen voor)
b. cognitie op volgens examennormen
c. verbanden, makkelijkste vraag soort die op het examen voor komt
d. idem op volgens examenwijze
e. verdekt meerledige vragen
f. idem volgens examenwijze
g. met gebruik van bronelement
h. idem volgens examenwijze

                                   CATEGORIEËN:

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

VRAAG 1
categorie A
Welk land hielp Lenin terug naar Rusland te komen?


Slide 7 - Diapositive

Leg uit dat dit de makkelijkste vraagsoort is en dat deze niet op het examen is terug te vinden.

A: mag op alle manieren beantwoord worden.
antwoord vraag 1
categorie A:

Dat was Duitsland.
Categorie B:

Duitsland was het land dat Lenin terug naar Rusland hielp.

Slide 8 - Diapositive

Om alvast te laten zien wat de bedoeling is, laten we de beantwoording zoals die voor B zou zijn ook alvast zien.

Bij A: voorbeeld van een antwoord zoals lln dat vaak laten zien.

Bij B gaat het dus om een examenwenselijk antwoord en daar willen we een stukje van de vraag in het antwoord terug zien.

vraag 2
A/B: Welke naam kreeg Duitsland na WOI?

Slide 9 - Diapositive

Je zou hier kunnen wijzen op het vraagteken, iets wat op het examen niet voorkomt.
antwoord vraag 2
A: De Republiek van Weimar.
B: Na WOI werd Duitsland, de Republiek van Weimar genoemd.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vraag 3
A/B:
Noem een indirecte oorzaak voor het  ontstaan van WOI.

C:
Leg het verband uit tussen de 2e Industriële revolutie en het gebruik van propaganda tijdens WOI.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

antwoord vraag 3
A: bondgenootschappen/ modern imperialisme/ nationalisme/ millitairisme/ wapenwedloop etc.
B: Een indirecte oorzaak voor WOI is het ontstaan van bondgenootschappen.
C: Er werden toen uitvindingen gedaan, waardoor het gebruik van propaganda veel doeltreffender werd want er konden steeds meer mensen bereikt worden.
D: Tijdens de tweede industriële revolutie werden er  uitvindingen gedaan  zoals film waardoor men een groot publiek kon bereiken en propaganda heel doeltreffend werd. (Hier maakt men tijdens WOI veelvuldig gebruik van om het volk achter de oorlog/ de soldaten te krijgen)

Slide 12 - Diapositive

Wijs steeds op de verschillen in antwoorden tussen de beide categorieën en leg uit waarom de B/D categorie zoveel beter is.

Een aantal leerlingen hebben het snel door en beantwoorden de vraag al in D en willen dan al snel door naar de volgende categorie, maar dat mag dus niet.

vraag 4
A/B
Hoe noemen we de legende waarin de regering de schuld kreeg van het verlies van de oorlog?
C/D
Leg het verband uit tussen het verlies van de oorlog en de zwakte van de sociaal-democratische regering van de Weimar Republiek.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

antwoord vraag 4
A: Dit is de dolkstootlegende.
B: De legende waarin de regering de schuld krijgt van het verlies van de oorlog noemen we de dolkstootlegende.
D: Het verband tussen het verlies van de oorlog en de zwakte van de regering heeft te maken met het feit dat de regering beschuldigt werd van het onnodig stoppen van de oorlog door nationalisten en conservatieven en deze partijen weigerden de nieuwe regering te steunen. Wat zorgde voor zwakke minderheidsregeringen.
C Dit komt doordat de regering beschuldigt werd van het onnodig stoppen van de oorlog door nationalisten en conservatieven en deze partijen weigerden de nieuwe regering te steunen.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vraag 5
C/D
Leg het verschil uit tussen socialisten en communisten.
E/F
Leg het verschil uit tussen socialisten en communisten en leg uit op welke wijze dit tot uiting kwam tijdens de Republiek van Weimar.

Slide 15 - Diapositive

We gaan voor het eerst naar een E-vraag. Dit zijn verdekt meerledige vragen. Een vraag die lijkt alsof ze maar 1 ding willen weten, maar eigenlijk willen ze een antwoord op onderdelen
antwoord vraag 5
C Communisten willen de macht via een revolutie, socialisten willen de macht via democratie.

D Het verschil tussen communisten en socialisten is dat communisten de macht willen grijpen d.m.v. een revolutie en socialisten aan de macht willen komen via de (parlementaire) democratie.
E Communisten willen de macht via een revolutie, socialisten willen de macht via democratie. Dat zag je want de KPD steunde de socialistische regeringen niet.

F Het verschil tussen communisten en socialisten is dat communisten de macht willen grijpen d.m.v. Een revolutie en socialisten aan de macht willen komen via de (parlementaire) democratie.
Dit kwam in de Rep. Van Weimar tot uiting via de Spartakusopstand waarin de communisten via een revolutie de macht over wilden nemen van de socialisten.

Slide 16 - Diapositive

leg bij c/d uit dat wanneer er gevraagd wordt naar een verschil je beide onderdelen moet benoemen.
vraag 6
C/D
Leg het verband uit tussen de Rijksdagbrand en de machtigingswet van 1933.

E/F Leg het verband uit tussen de Rijksdagbrand en de machtigingswet van 1933 en geef aan waarom hiermee een einde kwam aan de parlementaire democratie in Duitsland

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

antwoord vraag 6
C: Na de brand kon Hitler het parlement laten zien, dat er veel binnenlands gevaar dreigde en dat het noodzakelijk was  om snel te handelen zonder tussenkomst van het parlement, daarom kreeg je de machtigingswet.
D: Het verband tussen de Rijksdagbrand en de machtigingswet was dat Hitler door de Rijksdagbrand het parlement kon aantonen,  dat de binnenlandse dreiging het noodzakelijk maakte om snel te kunnen handelen, zonder vertragende tussenkomst van het parlement. Hierdoor werd de machtigingswet ingesteld.
E: Door de Rijksdagbrand en de machtigingswet was dat Hitler het parlement kon laten zien,  dat de binnenlandse dreiging het noodzakelijk maakte om snel te kunnen handelen, buiten het parlement om. Hierdoor kreeg je de machtigingswet. Door de machtigingswet kwam  een dictatuur  wat het einde was van de parlementaire democratie.
F: Het verband tussen de Rijksdagbrand en de machtigingswet was dat Hitler door de Rijksdagbrand het parlement kon aantonen,  dat de binnenlandse dreiging het noodzakelijk maakte om snel te kunnen handelen, zonder vertragende tussenkomst van het parlement. Hierdoor werd de machtigingswet ingesteld. Door de machtigingswet kreeg Hitler alle zeggenschap in handen, waardoor er een dictatuur kwam wat het einde betekende van de parlementaire democratie.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vraag 7
C/D Leg uit waarom het weggeven van Sudetenland tijdens de conferentie van München aan Hitler een vorm van appeasementpolitiek was.


E/F Leg uit waarom het weggeven van Sudetenland tijdens de conferentie van München aan Hitler een vorm van appeasementpolitiek was en leg uit door welke 2 gebeurtenissen  er een einde kwam aan de appeasementpolitiek van Engeland en Frankrijk
G: een interpretatie: David Low twijfelt aan een eerlijk verloop van het proces. 
Ondersteun deze interpretatie door:  met twee verwijzingen naar de bron aan te tonen waaruit die twijfel blijkt en zonder bron de twijfel van Low te verklaren vanuit de verandering van de Duitse rechtsstaat na de Rijksdagbrand.

Slide 19 - Diapositive

Eerste keer een G vraag. Hier gaat het vooral om het gebruik van bronelementen. Wijs vooral op de puntentoekenning van bij bronelementen!
antwoord vraag 7 deel 1
C Engeland en Frankrijk hielden zo Hitler tevreden omdat zij geen oorlog wilden.

D: Het verkrijgen van Sudetenland was een vorm van appeasementpolitiek omdat Eng. en Frankrijk toegaven aan de wensen van Hitler om hem  tevreden te houden en zo een oorlog te voorkomen.
F: Het verkrijgen van Hitler van Sudetenland was een vorm van appeasementpolitiek omdat Eng. En Frankrijk op deze manier Hitler tevreden te kunnen houden en zo een oorlog voorkomen. Er kwam een einde aan deze politiek doordat Hilter zich niet aan de afspraken van de conferentie hield en toch Tsjechië binnenviel en door de Duitse inval in Polen. Hierdoor verklaarde Engeland de oorlog aan Duitsland.
E Engeland en Frankrijk hielden zo Hitler tevreden omdat zij geen oorlog wilden. Het eindigde doordat Hitler zich niet aan de afspraak hield en Tjechië binnenviel en door de Duitse inval in Polen.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

antwoord vraag 7 deel 2
G:
− Hitler die als een beul een bijl vasthoudt/ − Hitler die als rechter optreedt.
− de bewaking van de verdachten door SA-mannen  / − de hakenkruisvlag 
− het peinzend toezien van het 'wereldoordeel'.
Door de Rijksdagbrand zet het parlement zich buitenspel waardoor ze een totalitaire staat worden.

H: Low geeft hier zijn twijfel weer door het afbeelden van
− Hitler die als een beul een bijl vasthoud/ − Hitler die als rechter optreedt.
− de bewaking van de verdachten door SA-mannen/ − de hakenkruisvlag
− het peinzend toezien van het 'wereldoordeel'.

Door de Rijksdagbrand zet het parlement zich (met de machtigingswet)
buitenspel waardoor de Duitse staat in snel tempo een totalitaire staat wordt. Zodat er geen onafhankelijke rechtspraak meer is.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vraag 8
E/F Leg uit wat we verstaan onder de Volksgemeinschaft en toon, aan de hand van twee voorbeelden,  aan dat dit leidde tot de holocaust.
G/H Met deze prent geeft David Low kritiek weer op de appeasementpolitiek.
zonder bron te noemen wat de appeasementpolitiek inhoudt en  met een verwijzing naar de prent aan te tonen welke kritiek Low op deze politiek weergeeft.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

antwoord vraag 8
E: Het raszuivere volk van Duitsland. Joden werden niet als raszuiver gezien en werden eerst door de Neurenberger wetten buitengesloten en daarna door de Endlösung vermoord.
F: Onder de Volksgemeinschaft verstaan we Het raszuivere volk van Duitsland. Joden werden niet als raszuiver gezien en mochten geen deel uitmaken van de Volksgemeinschaft. Hierom werden ze eerst door de Neurenberger wetten buitengesloten en daarna door de Endlösung in kampen geplaatst en vermoord. Deze systematische vervolging en moord op de Joden noemen we de holocaust.
G: Dit is het  toegegeven aan de eisen van Hitler om hiermee een oorlog te voorkomen.
− Hitler die andere landen in de zak stopt / − de landen die worden afgebeeld als kinderen die makkelijk door Hitler kunnen worden meegenomen
− Hitler die (verkleed als kerstman) de landen in zijn zak stopt .Hij laat zien dat door de appeasementpolitiek de minder machtige staten niet worden beschermd tegen Hitler
H: Bij de appeasementpolitiek wordt toegegeven aan de eisen van Hitler
om hiermee een oorlog  In de bron zie je dat − Hitler die andere landen in de zak stopt / de landen die worden afgebeeld als (weerloze) kinderen die makkelijk door Hitler kunnen worden meegenomen / − Hitler die (verkleed als kerstman) de landen in zijn zak stopt. Low  geeft de kritiek weer dat door de appeasementpolitiek de minder machtige staten niet worden beschermd tegen Hitler en dat Hitler zich niet zal laten tegenhouden meer grondgebied voor Duitsland in te nemen .

Slide 23 - Diapositive

leg uit dat met alleen het noemen van het bronelement er geen punten worden gegeven!