Fictie trede 3: plaats en tijd

                             Fictie trede 3
                                                          Plaats en tijd
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

                             Fictie trede 3
                                                          Plaats en tijd

Slide 1 - Diapositive

Welk boek ben jij aan het lezen voor trede 3? Noem de titel en de auteur.

Slide 2 - Question ouverte

Plaats  en verhaalruimtes 
in fictie

Slide 3 - Diapositive

Plaats
Een verhaal speelt zich altijd ergens af: in een bepaald land of in een bepaalde streek, stad of dorp. Om een verhaal goed te kunnen begrijpen, moet je je altijd afvragen waar het zich afspeelt. 

Slide 4 - Diapositive

Plaats
Als je vertelt waar een verhaal zich afspeelt, moet je dat ook uit kunnen leggen. Let dus op aanwijzingen: opmerkingen over cultuur, straatnamen, bezienswaardigheden, etc. 

Slide 5 - Diapositive

Verhaalruimtes
Een verhaal bestaat uit verschillende gebeurtenissen. groot en klein. De plekken waar deze gebeurtenissen plaatsvinden noemen we verhaalruimtes.

Slide 6 - Diapositive

Verhaalruimtes
Je kiest zelf welke verhaalruimtes jij belangrijk vindt in jouw boek. Je legt je keuzes uit door de gebeurtenissen te beschrijven die plaatsvinden in die ruimtes.

Slide 7 - Diapositive

Tijd in fictie
Er zijn verschillende dingen belangrijk als je de tijd in fictieboeken gaat beschrijven.
- Wanneer speelt het verhaal zich af?
- Hoeveel tijd gaat er in het verhaal voorbij?
- In welke tijdsvolgorde is het boek geschreven?

Slide 8 - Diapositive

Wanneer
 - Soms staat letterlijk in een verhaal beschreven wanneer het zich afspeelt.
- Als het niet letterlijk in het verhaal staat, moet je het zelf vinden. Let dan op: historische gebeurtenissen, gebruiksvoorwerpen, taalgebruik. Het ontbreken van bepaalde gebruiksvoorwerpen kan ook informatie zijn.

Slide 9 - Diapositive

Wanneer
Je kunt een tijd aangeven door middel van een tijdvak of jaartal, maar er is meer over tijd te vertellen.
- Seizoenen
- Ochtend/middag/avond/nacht 
- Dagen van de week
- Kloktijden

Slide 10 - Diapositive

Oefening
Je gaat luisteren naar een voorleesfragment. 
Bedenk in welke tijd het verhaal zich afspeelt. 
Bedenk in welke verhaalruimte(s) het verhaal zich afspeelt.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

In welke tijd speelt dit verhaal zich af?
Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Question ouverte

In welke verhaalruimte speelt dit verhaal zich af? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Question ouverte

Hoeveel tijd?
Hoeveel tijd gaat er voorbij in een verhaal? Een paar uur, een paar weken, een paar maanden of een paar jaar? 
Leg altijd je antwoord uit. 

Slide 15 - Diapositive

Volgorde
De volgorde van de gebeurtenissen is ook erg belangrijk.

Chronologisch = De gebeurtenissen worden op volgorde verteld. Van het begin tot het einde. 
Niet-chronologisch = De gebeurtenissen worden niet op volgorde verteld.

Slide 16 - Diapositive

Tijdsvolgorde
Flashback = we gaan terug in de tijd, een stukje verleden wordt beschreven. 

Tijdsprong = er wordt tijd overgeslagen. Wat minder belangrijk is, wordt gewoon niet verteld. 


Slide 17 - Diapositive

Oefening
Je gaat luisteren naar een voorleesfragment. Bepaal de volgorde. Is dit verhaal chronologisch of niet?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Wat was de volgorde van het verhaal?
A
Chronologisch
B
Niet chronologisch, want er zat een flashback in.
C
Niet chronologisch, want je weet al hoe het afloopt.
D
Je weet niet in welke volgorde het verhaal wordt verteld.

Slide 20 - Quiz

Je gaat een korte film (fictie) zien. 
Je mag tijdens het kijken aantekeningen maken.

Bepaal wanneer het verhaal zich afspeelt, waar het zich afspeelt,  hoeveel tijd er voorbij gaat en in welke volgorde het verhaal wordt verteld.
Leg al je antwoorden uit!

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Wanneer?

Slide 23 - Carte mentale

Waar (plaats)?

Slide 24 - Carte mentale

Belangrijkste verhaalruimte?

Slide 25 - Carte mentale

Hoeveel tijd gaat er voorbij?

Slide 26 - Carte mentale

Wat is de tijdsvolgorde?

Slide 27 - Carte mentale

Denk nu aan je boek voor trede 3. Wat kun je al zeggen over de tijd in jouw boek?

Slide 28 - Question ouverte

Denk nu aan je boek voor trede 3. Wat kun je al zeggen over de plaats en de verhaalruimtes in jouw boek?

Slide 29 - Question ouverte

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 30 - Question ouverte

Workshoptijd
Je mag lezen in je boek.
Of in de portal werken aan de werkdoelen  fictie:
'Terug in de tijd'  en 'Wat gebeurt er?'

Slide 31 - Diapositive