Hoofdstuk 2

mening geven met 'er'
geen mening geven
indirecte rede
publiek toespreken
samenvatten
Hoofdstuk 2
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2WOStudiejaar 6

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

mening geven met 'er'
geen mening geven
indirecte rede
publiek toespreken
samenvatten
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

a focus op onderzoek
b productie van publicaties
impact daarvan + samenwerking wetenschappers in binnen- en buitenland
+ wetenschap  en bedrijfsleven
Leiden gelooft niet in een absolute lijst: wie is de beste
Ondersteunende informatie, aanleiding voor vragen over beleid
a
sterrenkunde, aidsonderzoek, darmonderzoek, sociale wetenschappen, psychologie, takken van wiskunde, geschiedschrijving
a. vergelijken van verschillende uni's en wetenschappen is moeilijk
b. mate van citeren verschilt behoorlijk
plagiaat en citatiekartel
Tekst 1 
blz. 56 - 58
5
2
3
4
1
7
8
punten scoren met artikelen, elkaar citeren, mediagenieke invalshoek: vaak geciteerd worden.
6

Slide 3 - Diapositive

ordening
gegevens
gegevens
zich richten op
verschuiving
opkomst
uitschieter
de tak
Appels met peren vergelijken.
Iets voor elkaar krijgen.
Er is iets gaande...
Lees de voorbeeldzin. 
rangorde
ordenen
hoogleraar
onvrede
richten op
gericht
verschuiven

Slide 4 - Diapositive

fraude
aanvoerder
plagiaat
vatbaar voor
voorgevoel
citeren
kartel
Lees de voorbeeldzin.
kaders 
andermans
invalshoek
afzonderlijk

Slide 5 - Diapositive

ordening
gegevens
gegevens
zich richten op
verschuiving
opkomst
vatbaar voor
aanvoeren
afzonderlijk
kartel
Appels met peren vergelijken.
Iets voor elkaar krijgen.
Er is iets gaande...
Kies twee woorden en
maak een zin. 
Gebruik een structuurwoord 
(blz. 279 - 282)

Slide 6 - Diapositive

Wat is synchroon leren?
Wat is 
a-synchroon leren?
Wat is 
het het voordeel van de combinatie?
Waarom moeten beiden worden verbonden?

Slide 7 - Diapositive

Wat is synchroon leren?
Wat is 
a-synchroon leren?
Wat is 
het het voordeel van de combinatie?
Waarom moeten beiden worden verbonden?

Slide 8 - Diapositive

Fokke en Sukke 
geven les op een Ipadschool

Slide 9 - Diapositive

Ik ben het er (niet) mee eens.
Ik ben het daar (niet) mee eens.
Hoe kom je erbij!
Hoe kom je daar nu bij!
Ik ben er (niet) van overtuigd dat ...
Daar ben ik (niet) van overtuigd .
Daarvan ben ik (niet) overtuigd .
timer
2:00

Slide 10 - Diapositive

De chatbot bedreigt het onderwijs.
Een verslag waarbij een chatbot is gebruikt 
moet te allen tijde met een 
onvoldoende worden beoordeeld.
Chatbot GPT is de mooiste innovatie sinds Google.
Nieuwe technieken kunnen we 
beter omarmen dan bestrijden.
Het onderwijs op middelbare scholen moet zich aanpassen aan de mogelijkheden die AI biedt.

Slide 11 - Diapositive

Deel A - 60 minuten
10 minuten zinnen maken 
30 minuten schrijfopdracht
10 minuten controleren
Deel B - 60 minuten
Lange schrijfopdracht
max. 10 minuten nadenken en schema maken 
max. 40 minuten schrijven
10 minuten controleren
Van Dale 
'Pocketwoordenboek NT2'

Slide 12 - Diapositive

  1. Is het duidelijk wat ik heb geschreven? 
  2. Heb ik een goede zin gebouwd? 
  3. Heb ik het juiste woord gebruikt? 
  4. Heb ik de goede woordvorm gebruikt? 
  5. Heb ik het woord goed geschreven?
Denk na over de vorm van de zin. 

Waar staat het subject (wie) 
Waar komt de persoonsvorm (first verb) 
Waar komen de andere werkwoorden? 
Hoofdzin

subject - verb - 'rest' (- verbs)

Inversie
Bijzin
Hoofdzin na en bijzin

verb - subject - 'rest' (- verbs)


verbs aan het eind


hoofdzin met inversie

Slide 13 - Diapositive

o Inleiding (mening, conclusie, samenvatting)
o Beschrijving onderwerp
o Argumenten vóór
o Argumenten tégen
o Conclusie (mening, conclusie, samenvatting) 
kernzinnen

Waar gaat de alinea over?

toelichting
voorbeeld
Wat bedoel je?
Langere tekst 

Maak een schema met notities 
Wat schrijf je waar? 


Maak alinea's!
Hoe ziet het eruit?
o inleiding
o kern 
o slot 

Slide 14 - Diapositive

Het kind niet met het 
badwater weggooien.

Slide 15 - Diapositive

Het kind niet met het 
badwater weggooien.
Samen met het slechte ook het goede wegdoen.
Het onderwijs helemaal anders, we sluiten de scholen.

Slide 16 - Diapositive

uitdrukkingen en woordgroepen

Slide 17 - Diapositive

regelrecht
wetenschap
toereikend
bevredigend
hardnekkig
alledaags
aanschaffen
verdedigend
menu
dure
antwoord
budget
houding
harde
ramp
misverstand

Slide 18 - Diapositive

alledaags
wetenschap
hardnekkig
bevredigend
aanschaf
verdedigende
toereikend
regelrechte
menu
harde
misverstand
antwoord
dure
houding
budget
ramp

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Diapositive

... wie
... waarom
... dat
wilde. 
zijn.
je
nog koffie
op
hier altijd op
... of
allemaal
Ik vroeg
Ik zei
Ik begrijp niet
Ik weet niet
de koekjes
de koekjes
ze
zijn.
heeft opgegeten.
Bijzin: conjunctie - subject - rest - werkwoorden

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

zinsvolgorde
wilde. 
zijn.
zijn.
je
de koekjes
de koekjes
nog koffie
op
hier altijd op
... of
... dat
... waarom
Bijzin: conj. / adver.  - subject - rest - verbs
... wie
ze
allemaal
heeft opgegeten.

Slide 23 - Diapositive

Indirecte rede
blz. 40
Ze vroeg: "Hoe laat komen jullie?" 
Als je een vraag met een vraagwoord 'indirect' weergeeft, gebruik je geen voegwoord.
Ze vroeg hoe laat we komen. 

Slide 24 - Diapositive

Indirecte rede
blz. 40
Ik zei dat ... 
Hij vroeg of ...
Op het nieuws zeiden ze: "De prijzen in Moskou gaan weer omhoog."
Hij vroeg: "Kan ik een pen lenen?"
In de krant stond: "Nederlanders eten te veel vet."
In de krant stond ook: "Nederlanders eten te weinig fruit."
Ik twijfel, eindigt dat participium op een d of op en t?
Mirjam vroeg: "Wie gaat er mee naar de bioscoop?"
De manager vroeg: "Waar komen die boeken vandaan?"

Slide 25 - Diapositive

Indirecte rede
blz. 40
Ik zei dat ... 
Hij vroeg of ...
Op het nieuws zeiden ze dat de prijzen in Moskou weer omhoog gaan."
Hij vroeg of ik een pen kan lenen.
In de krant stond dat Nederlanders te veel vet eten.
In de krant stond ook dat Nederlanders te weinig fruit eten.
Ik twijfel of dat participium op een d of op en t eindigt?
Mirjam vroeg wie er mee gaat naar de bioscoop.
De manager vroeg waar die boeken vandaan komen.

Slide 26 - Diapositive

Koefnoen
blz. 83 

Slide 27 - Diapositive

Informeel en vriendelijk
  • Wat vraag je veel!
  • Voor jou ween vraag, voor mij een weet.
  • Dat ga ik jou niet aan je neus hangen.
  • Dat gaat je niets aan.
  • Nieuwsgierig aagje!
Neurtraal
  • Daar geef ik liever geen antwoord op.
  • Geen commentaar.
  • Dat is persoonlijk.
  • Daar laat ik me niet over uit.
  • Daar praat ik niet over.
  • Daar ga ik niet op in.
  • Dat houd ik liever voor mezelf.
  • Daar hebben we het een andere keer wel over.

Formeel
  • Het spijt me, daarover wil ik liever niet zeggen.
  • Als u het niet erg vindt houd ik dat liever voor mezelf.
Informeel en onvriendelijk
  • Dat gaat je geen 'donder' aan.
  • Bemoei je met je eigen zaken.
  • Sorry, maar dat vraag je toch niet!
Bijlage 2c, blz. 286

Slide 28 - Diapositive

Informeel en vriendelijk
  • Wat vraag je veel!
  • Voor jou ween vraag, voor mij een weet.
  • Dat ga ik jou niet aan je neus hangen.
  • Dat gaat je niets aan.
  • Nieuwsgierig aagje!
Neurtraal
  • Daar geef ik liever geen antwoord op.
  • Geen commentaar.
  • Dat is persoonlijk.
  • Daar laat ik me niet over uit.
  • Daar praat ik niet over.
  • Daar ga ik niet op in.
  • Dat houd ik liever voor mezelf.
  • Daar hebben we het een andere keer wel over.

Formeel
  • Het spijt me, daarover wil ik liever niet zeggen.
  • Als u het niet erg vindt houd ik dat liever voor mezelf.
Informeel en onvriendelijk
  • Dat gaat je geen 'donder' aan.
  • Bemoei je met je eigen zaken.
  • Sorry, maar dat vraag je toch niet!

Slide 29 - Diapositive

Wat verdien je?
Hoeveel kost je huis?
Heb je een partner? / Waarom heb je geen partner?
Hoe was je functioneringsgesprek?
Wat deed je gisteravond in de stad?
Wat heb je in het weekend gedaan?
Hoe oud ben je?
Wat kostte die auto?
Op welke partij stem je?
Waarom woon je in Nederland?
Krijg jij dit jaar salarisverhoging?
Wat wilde de manager met je bespreken?
Waarom moest je naar de directie?
Informeel en vriendelijk
  • Wat vraag je veel!
  • Voor jou ween vraag, voor mij een weet.
  • Dat ga ik jou niet aan je neus hangen.
  • Dat gaat je niets aan.
  • Nieuwsgierig aagje!
Neurtraal
  • Daar geef ik liever geen antwoord op.
  • Geen commentaar.
  • Dat is persoonlijk.
  • Daar laat ik me niet over uit.
  • Daar praat ik niet over.
  • Daar ga ik niet op in.
  • Dat houd ik liever voor mezelf.
  • Daar hebben we het een andere keer wel over.

Formeel
  • Het spijt me, daarover wil ik liever niet zeggen.
  • Als u het niet erg vindt houd ik dat liever voor mezelf.
Informeel en onvriendelijk
  • Dat gaat je geen 'donder' aan.
  • Bemoei je met je eigen zaken.
  • Sorry, maar dat vraag je toch niet!

Slide 30 - Diapositive

1. oefenexamen 2016 met tijdslimiet 
2. opdracht 8 korte tekst met 
Inleiding: 
Mening
Kern: 
           - Beschrijving onderwerp
           - Argumenten vóór
           - Argumenten tégen + weerlegging
Slot: samenvatting

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Ik vroeg of je nog op vakantie gaat.
- O, ik had je niet goed gehoord. Ja zeker! En jij?
Ik heb je toch verteld dat ik niet vakantie ga. 
- O ja, sorry, maar ik weet niet meer waarom je niet op gaat.
Ik weet ook niet wie ik moet vragen om met me mee te gaan.

Slide 34 - Diapositive

zinsvolgorde
gaat. 
ga.
gaat.
je
ik
je
nog op vakantie
niet op vakantie
niet
... of
... dat
... waarom
Bijzin: conj. / adver.  - subject - rest - verbs
... wie
ik
---
moet vragen mee te gaan

Slide 35 - Diapositive

Indirecte rede
blz. 40
Ze vroeg: "Hoe laat komen jullie?" 
Als je een vraag met een vraagwoord indirect weergeeft, gebruik je geen voegwoord.
Ze vroeg hoe laat we komen. 

Slide 36 - Diapositive

Indirecte rede
blz. 40
Ik zei dat ... 
Hij vroeg of ...
Op het nieuws zeiden ze: "De prijzen in Moskou gaan weer omhoog."
Hij vroeg: "Kan ik een pen lenen?"
In de krant stond: "Nederlanders eten te veel vet."
In de krant stond ook: "Nederlanders eten te weinig fruit."
Ik twijfel, eindigt dat participium met een d of met en t?
Mirjam vroeg: "Wie gaat er mee naar de bioscoop?"
De manager vroeg: "Waar komen die boeken vandaan?"

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Volgens mij zal de kijkers geinteresseerd zijn in mijn documentaire omdat Koningin Wilhelmina een belangrijke rol voor Nederland speelde in de Tweede wereldoorlog.
Het eerste werkwoord en subject moeten gelijk zijn in getal.
Volgens mij zijn kijkers geinteresseerd in mijn documentaire omdat ...
Kijkers zijn geinteresseerd ...
Wees spaarzaam met modale werkwoorden.

Slide 39 - Diapositive

Europa viert dit jaar 75 jaar vrede na de Tweede Wereldoorlog. Hierdoor komt de geschiedenis van deze grote gebeurtenis meer in het licht. Het Europese publiek zal meer willen weten over die jaren.
Het is toch duidelijk dat als Europa viert dit jaar 75 jaar van het eind van de Tweede wereldoorlog dit jaar viert, de geschiedenis van deze grote gebeurtenis zal meer naar licht komen. Daarom zou de europese publiek meer willen weten over die jaren.
In lange zinnen raken lezers de weg kwijt ...
... en de schrijver ook.
Gebruik dezelfde tijd.

Slide 40 - Diapositive

Als u een wond wilt behandelen, de eerste stap is om te zorgen dat u steriel werkt. 
Als u een wond wilt behandelen, is de eerste stap (om) te zorgen dat u steriel werkt
Als je  met een bijzin begint, krijgt de hoofdzin inversie.
Het is van groot belang om deze wonden zo goed mogelijk te behandelen eerst omdat ze vaak veel pijn veroorzaken en dan kunnen ze tot ernstige gevolgen, zoals ontstekingen leiden.
Het is van groot belang deze wonden zo goed mogelijk te behandelen. Ten eerste omdat ze pijn veroorzaken. Ten tweede omdat ze ernstige gevolgen kunnen leiden zoals ontstekingen.
gebruik structuurwoorden
vermijd tangconstructies

Slide 41 - Diapositive

Lees de vragen
Luister naar de tekst
Beantwoord de vragen
blz. 78

Slide 42 - Diapositive

1

Slide 43 - Vidéo

00:00
blz. 83 
Luizenmoeders in de klas
Schrijf in het kort 
wat je hebt gezien en gehoord.
Vind je het grappig?
Waarom?

Slide 44 - Diapositive

opdracht 14
Vat een artikel samen in vijf zinnen.

Slide 45 - Diapositive