Feit, mening, argument les BOL

Feit - Mening - Argument
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Feit - Mening - Argument

Slide 1 - Diapositive

Opbouw van de les
  1. Terugblik
  2. Korte opdracht over feit, mening en argument & korte uitleg
  3. Werkblad feit, mening en argument (plenair bespreken)
  4. Evaluatie - quizje + tips en tops 

Slide 2 - Diapositive

VANAF VOLGENDE WEEK
BOEKPROMOTIE
ROOSTER IN TEAMS

Slide 3 - Diapositive

timer
20:00

Slide 4 - Diapositive

BOEKPROMOTIE

Je laat hierbij het boek zien,
vertelt er kort iets over en 
leest een fragment voor,
zorg dat je de anderen nieuwsgierig maakt 
en/of eindigt met een cliffhanger.

Slide 5 - Diapositive

Doel van de les
  • Je weet wat een feit is.
  • Je weet wat een mening is.
  • Je weet wat een argument is.

Slide 6 - Diapositive

FEITEN EN MENINGEN

Zoek in je leesboek een feit en een mening.

Aan welke woorden herken je een mening? 


 

Slide 7 - Diapositive

Feit/mening
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening

Slide 8 - Diapositive

een feit:

Slide 9 - Carte mentale

EEN FEIT

Een feit is iets wat echt zo is. Feitenuitspraken zijn objectief: je kunt controleren of ze waar of onwaar zijn.

Slide 10 - Diapositive

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 11 - Diapositive

een mening:

Slide 12 - Carte mentale

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 13 - Diapositive

een argument:

Slide 14 - Carte mentale

EEN MENING

Wat je vindt, je gedachten over iets. Meningen zijn subjectief: je kunt het ermee eens of oneens zijn.​

Slide 15 - Diapositive

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 16 - Diapositive

een argument:

Slide 17 - Carte mentale

EEN ARGUMENT

Een bewijs
Waarom je het doet of vindt. Argumenten gebruik je om een ander van jouw mening te overtuigen.

Slide 18 - Diapositive

AAN HET WERK
Maak opdracht 1 p.86

 
timer
0:05

Slide 19 - Diapositive

AAN HET WERK
Maak opdracht 2 met tekst 1


 Plenair bespreken
timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

AAN HET WERK
Maak opdracht 3 met tekst 3


 Plenair bespreken
timer
0:05

Slide 21 - Diapositive

WOORDENSCHAT
  1. MAAK EEN GROEPJE VAN 3/4.
  2. PAK OM DE BEURT EEN WOORD. 
  3. OMSCHRIJF HET WOORD.
  4. DE ANDEREN RADEN OM WELK WOORD HET GAAT. 

Slide 22 - Diapositive

Wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt

Slide 23 - Quiz

De smartphone is onmisbaar, want heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 24 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij vreemde ideeën heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 25 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

De les is bijna voorbij.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 26 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 27 - Quiz

HOE GING DE LES?
TOPS & TIPS

Slide 28 - Question ouverte