Zinnen en zinsstructuur

Grammatica
Zinnen en zinsstructuur
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Éléments de cette leçon

Grammatica
Zinnen en zinsstructuur

Slide 1 - Diapositive

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 2 - Diapositive

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 4 - Diapositive

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.

Slide 5 - Diapositive

Nevenschikking

- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.

- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 6 - Diapositive

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 7 - Diapositive

Nevenschikking voegwoorden

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
  • Of
Onderschikking voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen
  • Omdat

Slide 8 - Diapositive

Wat is een bijzin?
  • Je hebt bij een onderschikking te maken met een bijzin.
  • Een bijzin is een zinsdeel in de vorm van een zin. Deze zin heeft een eigen persoonsvorm.

Slide 9 - Diapositive

Volgorde hoofdzin

-
Persoonsvorm staat vooraan in een zin, naast het onderwerp.
Volgorde bijzin

- Persoonsvorm staat achteraan.
- Persoonsvorm staat niet naast het onderwerp.

Slide 10 - Diapositive

voorbeeld nevenschikkend/ hoofdzin
Ik ga naar huis want ik ben moe.
Ik ga naar huis. Ik ben moe.
Hij is geslaagd dus hij krijgt een diploma.
Hij is geslaagd. Hij krijgt een diploma.
Henk mag tv kijken of hij mag gamen.
Henk mag tv kijken. Hij mag gamen.

Slide 11 - Diapositive

voorbeeld onderschikkend/ bijzin
Ik ga naar huis omdat ik moe ben.
Ik ga naar huis.  Ik moe ben. = fout
Aisli maakt haar huiswerk terwijl ze naar tv kijkt.
We gaan naar het strand tenzij het slecht weer is.
Het is koud binnen doordat de verwarming kapot is.
Doordat de verwarming kapot is, is het koud binnen.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Is deze zin goed of fout?
In de zomer de kinderen gaan op vakantie.
A
GOED
B
FOUT

Slide 16 - Quiz

Is de zin goed of fout?
Met de docent ik kan goed praten.
A
GOED
B
FOUT

Slide 17 - Quiz

Is deze zin goed of fout?
Soms ga ik op de fiets naar school.
A
GOED
B
FOUT

Slide 18 - Quiz

Is deze zin goed of fout?
In Haarlem meneer Martijn woont.
A
GOED
B
FOUT

Slide 19 - Quiz

Is deze zin goed of fout?
's Avonds wil ik altijd films kijken.
A
GOED
B
FOUT

Slide 20 - Quiz

Is deze zin goed of fout?
Omdat het regent, heb ik een paraplu.
A
GOED
B
FOUT

Slide 21 - Quiz

Ik hou van muziek omdat
A
muziek mij altijd heel blij maakt.
B
altijd muziek mij heel blij maakt.
C
muziek maakt mij altijd heel blij.

Slide 22 - Quiz

Ik denk dat...
A
morgen ik ga met de hond wandelen.
B
ik morgen met de hond ga wandelen.
C
ik ga morgen met de hond wandelen
D
met de hond ik morgen wandelen ga.

Slide 23 - Quiz

Hans weet niet of ...
A
hij dit weekend kan voetballen.
B
dit weekend hij kan voetballen.
C
hij kan dit weekend voetballen.
D
voetballen kan hij dit weekend.

Slide 24 - Quiz

Welk voegwoord gebruiken we?
De docent zegt ... Harry te laat is.

Slide 25 - Question ouverte

Welk voegwoord gebruiken we?
Ik weet zeker ... Harry morgen weer te laat is.

Slide 26 - Question ouverte

Ik wil graag weten ... de winkel open is.

Slide 27 - Question ouverte

Ik vraag de docent ... de toets al is nagekeken.

Slide 28 - Question ouverte

De docent vraagt de leerlingen of ze hebben nog vragen.
A
GOED
B
FOUT

Slide 29 - Quiz

Ik ben te laat op school want mijn fiets kapot is.
A
GOED
B
FOUT

Slide 30 - Quiz

Maria gaat niet naar buiten omdat heel hard het regent.
A
GOED
B
FOUT

Slide 31 - Quiz

Ik doe de afwas terwijl ik naar muziek luister.
A
GOED
B
FOUT

Slide 32 - Quiz

Morgen ga ik stagelopen, omdat ...

Slide 33 - Question ouverte

Ik heb gisteren op school gewacht, totdat ...

Slide 34 - Question ouverte

Ik vind de les leuk,
als ...

Slide 35 - Question ouverte

De minister-president zegt dat ...

Slide 36 - Question ouverte

Het was afgelopen weekend slecht weer, dus ...

Slide 37 - Question ouverte

Zodra ik thuis ben, ...

Slide 38 - Question ouverte

Fietsen vind ik niet leuk, maar ...

Slide 39 - Question ouverte

Als ik later oud ben, ...

Slide 40 - Question ouverte

Als ik mijn inburgering heb gehaald, ...

Slide 41 - Question ouverte

Maak een zin met nadat

Slide 42 - Question ouverte

Maak een zin met als

Slide 43 - Question ouverte

Maak een zin met toen

Slide 44 - Question ouverte

Maak een zin met terwijl

Slide 45 - Question ouverte

Maak een zin met zodra

Slide 46 - Question ouverte