H8 Verkeer en Veiligheid (8.1-8.3)

H8 Verkeer en Veiligheid
4 basis
17 mrt PTA (4 wkn)
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H8 Verkeer en Veiligheid
4 basis
17 mrt PTA (4 wkn)

Slide 1 - Diapositive

Verkeer en Veiligheid
Vandaag 20 januari: 
Uitleg H8.1 Krachten op voertuigen 
Uitleg H8.2 Beweging en snelheid

Zelfstandig werken
Behandelen opgaven boek

Slide 2 - Diapositive

Krachten op voertuigen


Aandrijfkracht / stuwkracht
  • spierkracht,  kracht van de motor, zwaartekracht (van helling af)

Tegenwerkende kracht
  • Remkracht, luchtwrijving, rolwrijving, zwaartekracht (de helling op)


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Krachten tekenen

  • Aangrijpingspunt
  • Richting krachtenpijl / vector
  • Lengte van de pijl 

  • Krachtenschaal: 1 cm ≙ 25 N
  • 1 cm komt overeen met 25 Newton

Slide 5 - Diapositive

Nettokracht / resultante kracht
Wat is hier de nettokracht!!!

Slide 6 - Diapositive

5 min zelfstandig werken
Maak opg 30 t/m 34 p.195 

Klaar: ga verder met de opgaven H8.1 en H8.2
timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Marc heeft een boot met een buitenboordmotor (afb 10). De motor geeft een stuwkracht van 200 N. Bij het wegvaren geeft het water een weerstand van 150 N.
De krachtenschaal is 1 cm ≙ 50 N.
30) Bereken de lengte van de stuwkracht (schrijf eerst de formule op!
  • kracht = lengte x krachtenschaal
  • lengte=kracht:kr.schaal = 200 : 50 = 4 cm
31) Bereken de lengte van de tegenwerkende kracht van het water
  • lengte=kracht:kr.schaal = 150 : 50 = 3 cm
32) Teken de pijl van de stuwkracht en tegenwerkende kracht in afbeelding 10


33) Bereken de de resultante van de krachten op de boot
  • De resultante is 200 N - 150 N = 50 N
34a) Bereken de lengte van de pijl van resultante kracht. 
  • lengte=kracht:kr.schaal = 50 : 50 = 1 cm
34b) Teken de resultante in de afbeelding

Slide 8 - Diapositive

H8.2 Beweging en snelheid
Afstand en tijd
  • Afgelegde weg (km) = snelheid (km/h) x tijd (h)
  • tijd = afstand : snelheid
  • snelheid (km/h) = Afgelegde weg (km) : tijd (h)

Gemiddelde snelheid
  • gemiddelde snelheid (km/h) = afstand (km) : tijd (h)
  • gemiddelde snelheid (m/s)   = afstand (m)   : tijd (s)

Slide 9 - Diapositive

38) Een vliegtuig vliegt 2,5 uur met een snelheid van 1000 km/h. Welke afstand heeft het vliegtuig afgelegd? 
Schrijf de formule op!

  • Gevraagd:   afstand = ? km/h
  • Gegevens:  tijd = 2,5 h  ;  snelheid = 1000 km/h
  • Formule:     afstand = snelheid x tijd 
  • Uitwerking  afstand = 1000 x 2,5 = 2500 km
  • Antwoord:   de afstand is 2500 kilometer


Slide 10 - Diapositive

Maarten fietst met een gemiddelde snelheid van 18 km/h naar school.
Hij doet er 1,5 uur over om op school te komen.
Bereken hoever hij van school woont.
(zet de berekening in de goede volgorde)
afstand = 18 km/h x 1,5 h
afstand = snelheid x tijd
afstand = 27 km

Slide 11 - Question de remorquage

Jij loopt 3 kilometer naar school in 3 kwartier (= 0,75 uur).
Bereken jouw (gemiddelde) snelheid.
A
2,25 km/h
B
0,25 km/h
C
4 km/h
D
9 km/h

Slide 12 - Quiz

Snelheid omrekenen
De snelheid kun je m/s of km/h berekenen.

Slide 13 - Diapositive

51) Reken om:
80 km/h = ... m/s
A
1,3 m/s
B
22,2 m/s
C
288 m/s
D
4800 m/s

Slide 14 - Quiz

Snelheid omrekenen
De snelheid kun je m/s of km/h berekenen.

Slide 15 - Diapositive

51) Reken om:
54 km/h = ... m/s
A
0,9 m/s
B
54 m/s
C
15 m/s
D
194,4 m/s

Slide 16 - Quiz

50) Reken om:
5 m/s = ... km/h
A
1,4 km/h
B
5 km/h
C
18 km/h
D
50 km/h

Slide 17 - Quiz

Samenvatting H8.1 en H8.2
  • Je weet wat aandrijfkrachten en tegenwerkende krachten zijn op een bewegend voorwerp
  • Je kunt uitleggen wat een krachtenschaal is en daarbij de krachten tekenen
  • Je kunt de netto-kracht / resultante samenstellen van krachten berekenen die "in de zelfde richting" of "tegengesteld" zijn

  • Rekenen met "afstand = snelheid x tijd"
  • Rekenen met  "tijd = afstand : snelheid"
  • Rekenen met "gemiddelde snelheid = afstand : tijd"
  • Je kunt snelheid omrekenen van km/h  <=>  m/s 

Slide 18 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maak opg. H8.1 (vandaag af), p. 189
Maak opg. H8.2 (dinsdag 25 jan af), p. 36

Volgende week 
H8.3 Versnellen en vertragen
H8.4 Massa en traagheid

Slide 19 - Diapositive

Vandaag
Stukje herhaling H8.2
Uitleg H8.3 Versnellen en vertragen
Zelfstandig werken

Nakijken opgaven H8.1 en H8.2

Slide 20 - Diapositive

H8.2 Beweging en snelheid
Afstand en tijd
  • Afgelegde weg (km) = snelheid (km/h) x tijd (h)
  • tijd (h) = afstand (km) : snelheid (km/h)
  • snelheid (km/h) = Afgelegde weg (km) : tijd (h)

Gemiddelde snelheid
  • gemiddelde snelheid (km/h) = afstand (km) : tijd (h)
  • gemiddelde snelheid (m/s)   = afstand (m)   : tijd (s)

Slide 21 - Diapositive

Snelheid omrekenen
De snelheid kun je m/s of km/h berekenen.

Slide 22 - Diapositive

afstand,tijd-diagram

In een afstand,tijd-diagram zie je het verband tussen de afstand en de tijd die een voorwerp aflegt.

Slide 23 - Diapositive

snelheid,tijd-diagram

In een snelheid,tijd-diagram zie je het verband tussen de snelheid en de tijd die een voorwerp aflegt.

Slide 24 - Diapositive

Eenparige (constante) beweging

Slide 25 - Diapositive

Eenparige vertraagde beweging

Slide 26 - Diapositive

Eenparige versnelde beweging

Slide 27 - Diapositive

Samenvatting: Soorten bewegingen

Slide 28 - Diapositive

Opgave
Een fietser maakt een fietstocht. 
Hij meet de gegevens met zijn fietscomputer. 
Welke afstand legt hij de eerste 24 minuten af?

Slide 29 - Diapositive

Opgave
Gevraagd:  
  • afstand na 24 min = ? km 
Gegevens:   
  • Grafiek afstand,tijd-diagram
Uitwerking: 
  • tijd = 24 min = 24 : 60 = 0,4 uur
  • Afstand aflezen in de grafiek
Antwoord + eenheid: 
  • Afstand = 10 km.

Slide 30 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maak opg. 64 t/m 70

Klaar maak overige opg. H8.3 p. 206

Slide 31 - Diapositive

64) Hoe noem je de beweging van A naar B
  • versnelde beweging

65) Van B naar C is de lijn horizontaal. 
a) De snelheid veranderd WEL / NIET? 
  • Niet
b) Wat is juist? De beweging is ...
  • eenparig

66) Hoe noem je de beweging van C naar D
  • vertraagde beweging

       
67a) Hoe lang duurt de versnelde beweging
  • 10 seconden
    b) Hoe lang duurt de eenparige beweging
  •  34 - 10 = 24 seconden
    c) Hoe lang duurt de vertraagde beweging
  • 40 - 34 = 6 seconden

Slide 32 - Diapositive

68) Vul steeds in hoe groot de snelheid is
a) na 5 seconden
  • 2,5 m/s
b) na 8 seconden
  • 4 m/s
c) na 30 seconden
  • 5 m/s
d) na 33 seconden
  • 5 m/s
e) na 39 seconden
  • 0,8 m/s


       
69) op welke twee tijdstippen is de snelheid 2,5 m/s?
  • bij 5 en 37 seconden
70) Wanneer is de stuwkracht van de fietser groter dan de remkracht?
  • van 0 tot 10 seconden

Slide 33 - Diapositive

Samenvatting: Soorten bewegingen

Slide 34 - Diapositive

Volgende keer
Opg H8.3 af!

Uitleg H8.4 Massa en traagheid

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Noem 4 maatregelen die autofabrikanten aan hun auto's nemen om de veiligheid van hun auto te vergroten.

Slide 37 - Question ouverte

Waarvoor dient de kreukelzone in een auto?
A
Bij een botsing wordt de remweg vergroot.
B
Bij een botsing wordt de remweg verkleind.
C
Bij een botsing wordt de reactie-afstand vergroot.
D
Bij een botsing wordt de reactie-afstand verkleind.

Slide 38 - Quiz

Wat gebeurt er als je bij een frontale botsing geen gordel om hebt?
A
Je schiet naar voren.
B
Je schiet naar achteren.
C
Je schuift opzij.

Slide 39 - Quiz

Wat is het doel van een kooiconstructie?
A
Beschermen van de bagage in de kofferruimte.
B
Beschermen van de mensen die in de auto zitten.
C
De deuren gaan dan gemakkelijker open.
D
Voorkomen van schade aan de auto.

Slide 40 - Quiz

Ook een motorrijder wil zich zo goed mogelijk beschermen.

Slide 41 - Diapositive

Waarvoor dienen oordoppen bij het motorrijden.
A
Houdt de oren warm.
B
Beschermt het gehoor tegen gehoorbeschadiging.
C
Komt het motorgeluid beter over.
D
Om te bellen.

Slide 42 - Quiz

Waarom is motorrijden gevaarlijker dan auto rijden?
A
Een motor mag harder.
B
Motorrijders hoeven geen verkeersregels te kennen.
C
Motoren hebben geen veiligheidsconstructies.

Slide 43 - Quiz

Vanaf welke snelheid is het volgens jou verstandig om een helm te dragen op een scooter?

Slide 44 - Question ouverte

0

Slide 45 - Vidéo