week 11 19-11 ISK wonen + voorzetsels 1

Welkom allemaal
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Welkom allemaal

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
vandaag

Thema 6: Wonen    
  • Vertellen wat staat er in een kamer staat
  • Voorzetsels kennen en gebruiken


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
vandaag

Thema 6: Wonen    
  • Vertellen wat staat er in een kamer staat
  • Voorzetsels kennen en gebruiken


Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 6: Wonen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De woonkamer
In de woonkamer staat:
  1. een kast. 



   5.
   6.
In de kamer hangt:
   7. een schilderij

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

We gaan Memory spelen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

We gaan Memory spelen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we nu doen?
- Oefenen met voorzetsels


Doel:
Aan het einde van de les weet je 
hoe je de voorzetsels moet gebruiken

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De voorzetsels
Waar is de hond?
Waar zit de kat?

Dus de plek waar 
iets/iemand is.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ligt de bal?

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

We gaan dit nu oefenen!
Pak allemaal een pen, een schrift en een potlood.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg de pen voor het schrift

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hou het potlood boven de pen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg het schrift tussen de pen en het potlood

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ga op de stoel staan

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg de pen naast de tafel

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg het potlood in het schrift

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ga voor de tafel staan

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De woonkamer

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Er hangt een gordijn voor het raam.
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Er ligt een geel vloerkleed op de grond
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


De televisie hangt aan de muur
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Er ligt een kussen voor de bank
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Er staat een tafel in de kamer
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Er hangt een schilderij aan de muur
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn kamer
  • Mijn kamer is groot.
  • De muren van mijn kamer zijn geel.
  • In mijn kamer staat een bed, een bureau, een bureaustoel, een tafel en een kastje
  • Aan de muur hangen posters, een hoed, een plank met souvenirs.
  • Op het kastje staat een lampo en een wekker.
  • Op mijn bureau staan boeken.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijven
Je gaat schrijven over jouw kamer.
  • Woon je in een huis/flat/AZC?
  • Is je kamer groot/klein?
  • Welke kleur hebben de muren?
  • Wat staat er in jouw kamer?
  • Wat hangt er aan de muur?



timer
15:00
  • Ik woon in een ... (huis/flat/AZC)
  • Mijn kamer is ... (groot/klein)
  • De muren van mijn kamer zijn ... (kleur)
  • In mijn kamer staat ... en ... en ...
  • Aan de muur hangt ... en ...
Als je klaar bent lever je je papier in.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Vidéo

1:33 minuten

Luister nog een keer
Welke voorzetsels hoor je?
Schrijf de voorzetsels in je schrift.

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke voorzetsels heb je gehoord
het blaadje zit aan de boom
Dikkie Dik klimt ... de boom
Dikkie Dik loopt ... de tak
Dikkie Dik valt naar beneden
er liggen blaadjes ... de boom
een blaadje valt ... het hoofd van Dikkie Dik
het blaadje valt
... de boom

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb jij gisterenavond gegeten?
gisteren - vandaag - morgen
(maandag - dinsdag - woensdag)

ochtend - middag - avond - nacht

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb jij gisterenavond gegeten?
Ik heb gisterenavond pasta gegeten.

Wat heb jij gegeten?
Ik heb gisterenavond ..... gegeten.

Was het lekker?

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In Nederland zeg je voordat je gaat eten:
Smakelijk eten!
Smakelijk 
eten!
Aardappels, vlees &
groenten (AVG)

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is je telefoonnummer?
Mijn telefoonnummer is:

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lange of korte klank: Lees voor
  • zeggen
  • plakken
  • leren
  • tellen
  • lopen
  • heten
  • liggen
  • zitten
  • maken

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervoegen: schrijf op in je schrift
  • zeggen
  • plakken
  • leren
  • tellen
  • lopen
  • heten
  • liggen
  • zitten
  • maken
ik zeg
hij ....
ik ....
jij ....
zij ....
ik ....
hij ....
ik ....
jij ....

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het weer

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het woord



- - - - - - - - - - - - - 

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 46 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

  1. De tafel dekken
  2. Ontbijten
  3. Ik heb zin in een lekker broodje
  4. Sinds gisteren
  5. Buurmeisje
  6. Een boterham lenen
  7. Boterhammen smeren
  8. Leuk
  9. Gezellig
timer
2:00
Woorden uit de luistertekst

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De tafel dekken
Ontbijten
Ik heb zin in een lekker broodje
Sinds gisteren
Buurmeisje
Een boterham lenen
Boterhammen smeren
Leuk
Gezellig

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
2:00
Schrijf de woorden op

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordtrap
eergisteren
morgen
vandaag
overmorgen
gisteren

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1/4
een vierde
een kwart
1/2 | de helft
3/4
drie vierde
drie kwart
30 %
10 %
25 %
10 %
13 %
12 %
12 % van de kinderen vindt pannenkoeken lekker

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions