Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
British vs Amerikaans Engels
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Doelstelling
Aan het einde van deze les kun je de verschillen tussen het Britse en Amerikaanse Engels benoemen en herkennen.
Slide 2 - Diapositive
Introduceer het doel van de les en leg uit wat leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen doen.
Wat weet jij al over de verschillen tussen Brits en Amerikaans Engels?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Uitspraak
Een belangrijk verschil tussen Brits en Amerikaans Engels is de uitspraak van bepaalde woorden.
Slide 4 - Diapositive
Leg uit dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan uitspraakverschillen om te kunnen communiceren met Engelse sprekers uit beide regio's.
Spelling
Naast uitspraak zijn er ook verschillen in spelling tussen Brits en Amerikaans Engels.
Slide 5 - Diapositive
Leg uit dat leerlingen op de hoogte moeten zijn van de verschillen in spelling om effectief te kunnen schrijven in beide dialecten.
Vocabulaire
Er zijn veel woorden die anders worden gebruikt in Brits Engels dan in Amerikaans Engels.
Slide 6 - Diapositive
Leg uit dat het belangrijk is om bekend te zijn met de verschillende termen om effectief te kunnen communiceren met Engelse sprekers uit beide regio's.
Grammatica
Naast woordenschat zijn er ook verschillen in grammatica tussen Brits en Amerikaans Engels.
Slide 7 - Diapositive
Leg uit dat het belangrijk is om deze verschillen te begrijpen om effectief te kunnen communiceren en schrijven in beide dialecten.
Quiz 1
Welk woord betekent 'lift' in Amerikaans Engels?
Slide 8 - Diapositive
Gebruik een quizvraag om te controleren of leerlingen de verschillen in woordenschat begrijpen. Bespreek het juiste antwoord.
Quiz 2
Hoe wordt het woord 'schedule' uitgesproken in Brits Engels?
Slide 9 - Diapositive
Gebruik een quizvraag om te controleren of leerlingen de verschillen in uitspraak begrijpen. Bespreek het juiste antwoord.
Quiz 3
In welk dialect wordt 'color' gespeld met een 'u'?
Slide 10 - Diapositive
Gebruik een quizvraag om te controleren of leerlingen de verschillen in spelling begrijpen. Bespreek het juiste antwoord.
Quiz 4
Welke zin is grammaticaal correct in Amerikaans Engels: 'I have already eaten breakfast' of 'I already ate breakfast'?
Slide 11 - Diapositive
Gebruik een quizvraag om te controleren of leerlingen de verschillen in grammatica begrijpen. Bespreek het juiste antwoord.