Japan - §2 De grote Oost-Japanse ramp

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Herhaling van de basisboeknummers

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Even oefenen
Open de Quizlet Live 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Diapositive

Aardbevingen
Door botsingen van twee platen ontstaan er ook aardbevingen:
  • De beweging van de platen gaan niet vloeiend, maar met schokken. 
  • Langzaam wordt er spanning opgebouwd. 
  • Wanneer de platen opeens verschuiven krijg je een aardbeving.
  • Japan heeft veel grote aardbevingen gehad. 

Slide 10 - Diapositive

hypocentrum
  • plek waar de aardbeving begint
  • bijvoorbeeld 5 of 25 km diepte
epicentrum
  • recht boven de bron van de aardbeving.
  • zwaarste aardbevingen komen hier voor

Slide 11 - Diapositive

zware aardbevingen
alleen heel lichte aardbevingen
zware aardbevingen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Diapositive

Tsunami
Hoe ontstaat een tsunami?

Slide 18 - Diapositive

Tsunami!
Tsunami!

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Vidéo

4.4 Tsunami's
  Tsunami's

Slide 22 - Diapositive

Hoe ontstaat een tsunami?
A
Door een aardbeving in zee (zeebeving)
B
Door dat iemand een grote steen in een oceaan gooit
C
Door harde wind
D
Door veel neerslag

Slide 23 - Quiz

Hoe kan het dat een tsunami zo hoog wordt?
A
Het water gaat weg bij de kust
B
Het water wordt naar beneden getrokken
C
Het water wordt omhoog geduwd door de kust
D
Het water wordt in de lucht geschoten door de zeebeving

Slide 24 - Quiz

Een tsunami is een ........
A
ramp veroorzaakt door mensen
B
een natuurramp

Slide 25 - Quiz

Een aardbeving van 5,0 is zwaarder dan een aardbeving van 8,5.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Bij een aardbeving wordt.....
A
De spanning snel opgebouwd en beweegt vloeiend
B
De spanning langzaam opgebouwd en beweegt vloeiend
C
De spanning snel opgebouwd en beweegt schokkend
D
De spanning langzaam opgebouwd en beweegt schokkend

Slide 27 - Quiz

Weinig risico op aardbevingen
Weinig risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen

Slide 28 - Question de remorquage

Kracht van de aardbeving op schaal van Richter
3-4 Lichte aardbeving
5-6 vrij krachtige aardbeving
7-8 zware aardbeving

Slide 29 - Question de remorquage

Zware aardbevingen
mid-oceanische rug
Geen aardbevingen
Divergent
Convergent
Transform
Subductie
Vulkaan

Slide 30 - Question de remorquage

Het epicentrum....
A
bevindt zich in de aardkorst
B
aan het aardoppervlak

Slide 31 - Quiz

En nu?
Maken vraag 3 t/m 6

Klaar?
Leren BB 106 & 107
Lezen BB 109 & 13Leren de BB-nummers 

Slide 32 - Diapositive

Deze les vond ik
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Slide 34 - Diapositive