Vergelijkingen in het Frans

Vergelijkingen in het Frans
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vergelijkingen in het Frans

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

oefening: plus que
Vertaal naar het Frans: Amsterdam is groter dan Rotterdam.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

aussi ...que
Vertaal naar het Frans: Amsterdam is even interessant als Rotterdam.

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Moins ...que
Vertaal naar het Frans: Rotterdam is goedkoper (cher) dan Amsterdam

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitdrukkingen met vergelijkingen
Er zijn ook uitdrukkingen met vergelijkingen in het Frans, bijvoorbeeld 'de plus en plus' (steeds meer).

Slide 6 - Diapositive

Leg uit dat er ook uitdrukkingen met vergelijkingen zijn en laat een voorbeeld zien.
Voorbeeld: de plus en plus
Il y a de plus en plus de touristes à Paris. (Er zijn steeds meer toeristen in Parijs.)

Slide 7 - Diapositive

Laat zien hoe je de uitdrukking 'de plus en plus' gebruikt in een zin.
Vertaal naar het Frans:
Er zijn steeds meer toeristen in Parijs.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening: uitdrukkingen met vergelijkingen
Vul de juiste uitdrukking met vergelijkingen in: Il fait de plus en plus... (warm).

Slide 9 - Diapositive

Geef de leerlingen de tijd om deze oefening te maken en bespreek daarna de antwoorden.
Vul aan:
Il fait de plus en plus ... (warm)

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

samenvatting
Als je personen, dieren, zaken … met elkaar wilt vergelijken, gebruik je: plus (meer) / moins (minder) / aussi (even) gevolgd door het bijvoeglijk naamwoord en que.

Slide 11 - Diapositive

Vat samen wat er in de les is geleerd en vraag de leerlingen om feedback.
Rida est plus sportif que Boris.
Rida is sportiever dan Boris.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Qui est plus sportif que Boris?
A
Boris
B
Rida

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Boris est moins sportif que Rida.
Boris is minder sportief dan Rida.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Qui est moins sportif que Rida?
A
Rida
B
Boris

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alia est plus grande que Pria.
Alia is groter dan Pria.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alia est plus ..... que Pria
A
grand
B
grands
C
grande
D
grandes

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mbappé est meilleur que Neymar.
Mbappé is beter dan Neymar.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mpabbé est .... que Neymar.
A
meilleure
B
meilleurs
C
meilleures
D
meilleur

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

maak een Franse vergelijkingszin met:
un fourmi +fort(=sterk) un éléphant

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een Franse vergelijkingszin met:
Un hippopotame -haut(=hoog) une giraffe

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een Franse vergelijkingszin met:
un chimpanzé = gentil (aardig) un orang-outan

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

maak zelf Franse zinnen met:
plus vite que
aussi jolis que
moins agressives que

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

merci
pour ton attention!

Slide 25 - Diapositive

Bedank de leerlingen voor hun aandacht en sluit de les af.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 26 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 27 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 28 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.