les 6

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak

mobiel in de telefoontas
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak

mobiel in de telefoontas
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk

Slide 1 - Diapositive

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • we kijken het huiswerk na
  • we starten met hoofdstuk 4
  • we maken de weet je het nog
  • aan het huiswerk
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden

Slide 2 - Diapositive

1
Banksaldo was € 25,- (tegoed, creditsaldo)
ontvangen: € 110,-
uitgegeven: € 90,25

Nieuw saldo 25+110-90,25 = € 44,75 in de plus
dus een creditsaldo.


Slide 3 - Diapositive


Banksaldo € 85,25 (tegoed)
ontvangsten:
uitgaven: € 60,- + € 37,50

Nieuw saldo: 85,25 - 60 - 37,50 = -€ 12,25 in de min
dus een debetsaldo

Slide 4 - Diapositive

3
Debetsaldo (dus in de min) € 311,-

a Ze mag nog 1000-311 = € 689,- uitgeven.
b Nieuwe saldo: -311 + 1157 = € 846,- in de plus
   dus een creditsaldo

Slide 5 - Diapositive

4
Enkelvoudige rente

a rente na 1 jaar: 1100/100 x 0,4 = € 4,40
b rente na 5 maanden: 4,40/12 x 5 = € 1,83

5  
rente na 3 jaar: 41850/100 x 0,8 x 3 = € 1.004,40

Slide 6 - Diapositive

6
Rentepercentage berekenen 


Deel is het rentebedrag dus 7,44
Geheel is het spaarbedrag dus € 2.480,-

7,44/2480 x 100 = 0,3%

Slide 7 - Diapositive

7
Samengestelde rente 

Na twee jaar is de eindwaarde: 
8640 x 1,0062 = € 8.743,99

de rente is dan na 2 jaar: 8743,99-8640 = € 103,99

Of de rente is 8640/100 x 0,6 x 0,6 = € 130,99

Slide 8 - Diapositive

8a
samengestelde rente:
5260 x 1,0253 = € 5.299,55


8b  
Rente na 2 jaar: 5299,55-5260 = € 39,55


of rente: 5260/100 x 0,25 x 0,25 x 0,25 = € 39,55
eindbedrag = 5260+39,55 = € 5.299,55
of rente: 5260/100 x 0,25 x 0,25 x 0,25 = € 39,55

Slide 9 - Diapositive

9a
Spaardeposito (enkelvoudige rente): rente na 3 jaar =
5000/100 x 0,6 x 3 = € 90,-
9b
Spaarrekening (samengestelde rente): rente na 3 jaar =
5000/100 x 0,6 x 0,6 x 0,6 = € 90,54

9c 
Gewone spaarrekening levert dus € 0,54 meer op.

 of 5000 x 1,0063 = € 5.090,54 - 5.000 = € 5.090,54

Slide 10 - Diapositive

10a  Totaal terugbetalen: 60 x 189 =  € 11.340,-
10b  Kredietkosten: 11340-10000 = € 1.340,-

11a  Kredietkosten: 36x97 - 3000 = € 492,-
11b  Kredietkosten: 12x264 - 3000 = € 168,-
        De besparing is dan 492-168 = € 324,-
11c  Kredietkosten: 24x322 - 7000 = € 728,-
        in procenten is dit 728/7000 x 100 = 10,4%

Slide 11 - Diapositive

12 
Lening is € 27.000,-
Kredietkosten zijn € 6.000,-

Hij moet dus in 60 maanden terugbetalen:
27000+6000 = € 33.000,-

Dit is per maand 33000/60 = € 550,-

Slide 12 - Diapositive

13a 
Kredietkosten: 48x22,49 - 699 = € 380,52
13b 
Hoeveel % is de wasmachine duurder:
380,52/699 x 100 = 54,4%

Slide 13 - Diapositive

14a  Maandbedrag = 2% van 25000 = € 500,-
14b Totale kredietkosten: 56x500 - 25000 = € 3.000,-
14c  3000/25000 x100 = 12%
        of: 56x2% = 112% 112-100 = 12%
14d  € 300,- is het maandtermijn.
        In de eerste maand is de schuld nog € 15.000,-

De rente is de eerste maand dus 15000/100 x0,4 = € 60,- 
De aflossing is dan dus 300-60 = € 240,-
Schuld na de 1e aflossing is dan 15000-240 = € 14.760

Slide 14 - Diapositive

15a  Voor € 275,- koop je: 275x1,09 = $ 299,75
15b  Voor € 150,- koop je: 150x10,38 = 
        1.557 Marokaanse dirham
15c  Voor € 750,- koop je: 750x9,84 = Kr 7.380,-

16a1 500 Australische dollars kosten: 500/1,60 =
         € 312,50
      2 £ 250,- kosten: 250/0,88 = € 284,09
16b   ¥ 9.500,- kosten: 9500/118,40 = € 79,30

Slide 15 - Diapositive

Hoofdstuk 4            Kies je voor zekerheid?
Weet je het nog
  • polis
  • polisvoorwaarde
  • premie
  • risico
  • verzekeraar
  • verzekerde
  • verzekering


  • een bewijs dat je een verzekering hebt afgesloten
  • omschrijving van alles waar je wel en geen recht op hebt bij een verzekering
  • het bedrag dat je als verzekerde betaalt voor een verzekering
  • de kans dat je schade hebt
  • verzekeringsmaatschappij, waar je verzekerd bent
  • degene die de verzekering afsluit
  • bij een verzekering betaalt een verkeraar de financiële gevolgen van een schade
Hoe groter het risico 
en hoe groter de waarde 
des te hoger is de premie

Slide 16 - Diapositive

Ga in stilte
EN zelfstandig
aan de slag met 


timer
10:00
de rekenopdrachten (3, 7, 8 en 10)
Daarna mag je kiezen waar je mee verder gaat:
  • de theorie
  • de overige opdrachten               Pagina 98 en 99

Slide 17 - Diapositive


Je betaalt aan premie: 2 x 12 x 8,50 = € 204,-
Hoeveel procent is 204 van 600?


204/600 x 100 = 34%

Dus antwoord D

Belangrijke rekenopdracht

Slide 18 - Diapositive



7 
Bij schade door vallen krijg je 65% van de reparatiekosten vergoed. Je moet dus zelf 35% van € 90,- zelf betalen
90/100 x 35 = € 31,50 dus antwoord B


Belangrijke rekenopdracht

Slide 19 - Diapositive

8  
De verzekeringsmaatschappij vangt 95000x42 = 
€ 3.990.000,-
Ze keren uit € 3.800.000,-
Ze hebben dus genoeg premie ontvangen.
(€ 190.000,- over)

9  Bijvoorbeeld: jij hebt een goedkopere telefoon, jij hebt een eigen risico, jij hebt een andere
maatschappij die lagere tarieven hanteert.

Belangrijke rekenopdracht

Slide 20 - Diapositive

10a
Als je per kwartaal betaalt: 108 x 12 = € 1.296,-
De korting is 1,5% 
1296/100 x 1,5 = € 19,44

10b
Als je in één keer betaalt is de korting 2,5%
1296/100 x 2,5 = € 32,40

Belangrijke rekenopdracht

Slide 21 - Diapositive

THEORIE  Als je de financiële gevolgen van een dergelijk risico net zelf wilt betalen, kun je bij een verzekeringsmaatschappij een verzekering afsluiten. Als je dat gedaan hebt, krijg je een polis als bewijs dat je verzekerd bent. Jij bent nu de verzekerde. Om verzekerd te zijn, moet je premie betalen. 
De schade van je verdwenen koffer meld je bij de verzekeraar.
Als je niet zeker weet of je deze schade vergoed krijgt, kun je dat opzoeken in de polisvoorwaarden.

Slide 22 - Diapositive

1  De docent is de verzekerde
Allianz is de verzekeraar

2  De hoogte van de premie hangt af van de kans op schade en de waarde van de auto (het bedrag waarvoor je verzekerd bent).


Slide 23 - Diapositive

4  Polis = schriftelijk bewijs dat je een verzekering afgesloten hebt.

5 Wat staat er op de polis: om welke telefoon het gaat (merk en type), de naam van de verzekerde, de waarde van de telefoon, de premie, de looptijd van de verzekering, waartegen de telefoon verzekerd is, tot welk bedrag de telefoon verzekerd is.


Slide 24 - Diapositive

11
P O L I S
R I S I C O
S C H U L D
V E R Z E K E R A A R
V O O R W A A R D E N
P R E M I E
6
De bijlage bij de polis met de rechten en plichten noem je de polisvoorwaarden.

Slide 25 - Diapositive

§4.1 Waarom verzeker je dat?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Je kan alleen een onzeker voorval verzekeren
Een onzeker voorval is een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer en of die ooit zal plaatsvinden. 

Wat kost de verzekering, wat betaal je elke keer?

Premie

Slide 28 - Diapositive

Het kan iedereen overkomen je veroorzaakt perongeluk schade bij iemand anders. 
Daarom heeft bijna iedereen een AVP (aansprakelijkheidverzekering voor particulieren). 

Totdat jullie 16 zijn zijn jullie ouders voor jullie aansprakelijk. 

Slide 29 - Diapositive

Rekenen
Verzekeringskosten zijn vaak niet alleen de premie. Je betaald ook poliskosten en assurantiebelasting. 
Op dit moment is dat 21% over de premie en de poliskosten. 

Verzekeringskosten= (premie + poliskosten) + assurantiebelasting over premie & poliskosten

Slide 30 - Diapositive

Schadevergoeding en eigen risico
  • Ben je verzekerd? Bij schade krijg je van de verzekeraar een schadevergoeding.
  • Eigen risico: je betaalt zelf een deel van de schade.







hoger eigen risico 

verzekeraar betaalt minder schadevergoeding 

de premie wordt lager

Slide 31 - Diapositive

Huiswerk volgende les
Doornemen paragraaf 4.1
Maken opdracht 3 t/m 5 en 7 t/m 11

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Is je huis/inboedel voldoende verzekerd?
Je bent
- Juist verzekerd: verzekerd bedrag = werkelijke waarde
Bijvoorbeeld: Je huis is voor € 300.000 verzekerd.
 De waarde van het huis is € 300.000.

- Over verzekerd: verzekerd bedrag > werkelijke waarde
Bijvoorbeeld: Je huis is voor € 325.000 verzekerd.
 De waarde van het huis is € 300.000.

- Onderverzekerd: verzekerd bedrag < werkelijke waarde
Bijvoorbeeld: Je huis is voor € 250.000 verzekerd.
 De waarde van het huis is € 300.000.



Slide 34 - Diapositive

Wat zijn de gevolgen?
Juist verzekerd: geen bijzonderheden


Over verzekerd:
- Je betaalt onnodig meer premie
 - Schadevergoeding: alleen de werkelijke schade

Onderverzekerd:
- Je betaalt minder premie
 - Schadevergoeding is altijd lager


Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo