Samenvattende oefentoets H1 H2 H3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Oefentoets!

Wat is inflatie?

1. Dat geld meer waard wordt.
2. Dat geld minder waard wordt.
3. Dat er producten in een land komen.
4. Dat een land producten verkoopt aan een ander land.

Inflatie

Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.

Het tegenovergestelde van inflatie noemen we DEFLATIE.

Suzanne heeft de samenstelling van haar gemiddelde inkomsten per maand uitgerekend en van de uitkomsten een
cirkeldiagram gemaakt (afb. 7).

Hoeveel procent van haar totale ontvangsten bestaat uit
overdrachtsinkomen?

1. 13% (afgerond)
2. 15% (afgerond)
3. 18% (afgerond)
4. 20% (afgerond)

Je wilt een nieuwe fiets van € 900,- kopen. Je hebt per maand € 75,- om te sparen. Hoeveel maand moet je sparen om je fiets te kunnen kopen?

1. 9
2. 10
3. 11
4. 12

Onder welke uitgaven vallen uitgaven aan kleding?

1. Vaste lasten
2. Incidentele uitgaven
3. Huishoudelijke uitgaven

Wat is een indirecte ruil?

1. het ruilen van goederen tegen diensten
2. het ruilen van goederen tegen goederen
3. het ruilen van goederen en diensten tegen een betaalmiddel
4. het ruilen van diensten tegen goederen

Wat is directe ruil?

1. Spullen omruilen voor spullen
2. Spullen omruilen voor geld
3. Spullen weggeven

Wat is budgetteren?

1. Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
2. een (financieel) plan maken
3. geld sparen
4. geld uitgeven

Wat is een begroting?

1. Overzicht van alle inkomsten en uitgaven van vorige maand.
2. Alle verwachte inkomsten en uitgaven
3. Alle uitgaven
4. Alle inkomsten

Begroting

Wat is een vaste last?

1. De huur
2. Melk voor het ontbijt
3. Bioscoopkaartje
4. Dagje pretpark

Wat is giraal geld

1. bankbiljetten
2. muntgeld
3. bankbiljetten en muntgeld
4. niet tastbaar geld

€250,- op spaarrekening. 3% samengestelde rente. Hoeveel is de rente van na 2 jaar?

1. 265,23
2. 15
3. 15,23
4. 7,50

Prioriteiten zijn

1. Wat je als eerste koopt
2. Wat je het belangrijkst vindt
3. Wat het duurste is
4. Wat je het liefste wil

Wat zijn behoeften?

1. Alles wat je nodig hebt.
2. Alles wat je zelf hebt.
3. Alles wat je graag wil hebben.
4. Alles wat je nodig hebt en wat je graag wil hebben.

Wat is een secundaire behoefte?

1. Een huis.
2. Eten.
3. Kleding.
4. Een spelcomputer.

Wat is consumer power?

1. De invloed van consumenten in een groep
2. Veel producten kunnen kopen voor lage prijs
3. De producent laten maken wat jij wilt
4. Korting regelen

Wat is marketingmix?

1. Reclame maken
2. Prijs, product, plaats, presentatie, personeel en promotie
3. Prijs, plaats, product, pakket, promotie en personeel

Marketingmix

Klaar?

Eindexamenopdrachten maken H1 H2 H3

Feedback voor de docent.

😒🙁😐🙂😃