wk 41: les 1

Maandag 5 oktober - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Fictie-opdracht uitleggen
  • Vervolg werkwoordspelling: samengestelde zinnen
  • Aan de slag!

timer
10:00
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Maandag 5 oktober - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Fictie-opdracht uitleggen
  • Vervolg werkwoordspelling: samengestelde zinnen
  • Aan de slag!

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Vorige les werkwoordspelling heb je...

...de regels van werkwoordspelling herhaald.
...de werkwoordsvormen herhaald.

Slide 2 - Diapositive

Deze les ga je...
...leren wat een samengestelde zin is.
...leren hoe je een samengestelde zin kunt herkennen.
...leren wat een voegwoord is.

Slide 3 - Diapositive

Fictie-opdracht: spreken en fictie
De opdracht staat op ELO, Studiewijzers

  • In groepjes van 3
  • Elevator pitch
  • Tijd: 3 minuten (1 minuut per persoon)
  • Argumenten: SEXI (State, EXplain, Illustrate)
  • Je levert van tevoren per groepje je spreekplan in!

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin = een zin met één persoonsvorm.
1. Ik eet een boterham.
2. Ik zit de hele dag op TikTok.
3. In de avond moet ik mijn telefoon inleveren.

Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen. Vaak met een voegwoord.
1. De leerlingen zeiden tegen hun docent dat ze hun huiswerk gemaakt hadden.
2. Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje.
3. In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
4. Je kunt mijn fiets voor één keer lenen, of je kunt zelf een nieuwe kopen.
5. Mieke bakt een taart en Petra helpt haar moeder.

Slide 6 - Diapositive

Aan de slag!
Maak slide 8 t/m 41

Slide 7 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld?

Jochem zit in H2c.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Hij zei dat hij meer dan drie uur getennist had.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 9 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Twee dagen geleden is hij 14 jaar geworden.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 10 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Jelle gaat vanavond naar een feestje.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Een plant verdort snel als je hem geen water geeft.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

Gezond eten is heel belangrijk.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 13 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

Heb jij weleens een pepermunt in een fles cola gedaan?
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 14 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 15 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?
Het is prettig als je je huis goed verwarmt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 16 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Na de storm was de straat bezaaid met vuilnis.

A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 17 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Ik dacht al dat jullie tijdens de ceremonie moesten hoesten.

A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 18 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Ons hele gezin gaat elk jaar naar een pretpark.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 19 - Quiz

Bepaal in onderstaande zinnen: samengesteld of enkelvoudig?

Hij weet wat hij kan.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 20 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Sam zit in H2a en Iris zit in H2b.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 21 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Wij hebben er alles aan gedaan.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 22 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

De brandweer beweert dat zo’n ramp bijna nooit gebeurt.

A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 23 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 24 - Quiz

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld?

Als je nu niet doorloopt, krijg je een knal.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 25 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Yvonne heeft haar schrift mee, maar Femke is haar boek vergeten.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 26 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Als je alle antwoorden goed hebt, vind ik je een slimmerik.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 27 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Jurgen heeft zijn gymspullen mee, terwijl Lisanne de hare vergeten is.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 28 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn broertje heeft morgen een toets, maar hij heeft geen zin om te leren.

A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 29 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

Hij zag de vrachtauto met grote snelheid naderen.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 30 - Quiz

Is de zin enkelvoudig of samengesteld?

Mijn moeder lust geen koffie als er geen melk in zit.
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 31 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Karel leest een boek.

A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 32 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Nadat we gegeten hadden, gingen we een potje voetballen.
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 33 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

Toen Willem nog een peuter was, had hij lange rode krullen.
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 34 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

Hij weet dat hij dokter kan worden.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 35 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Morgen viert Anthony zijn verjaardag, want gisteren kon hij het niet vieren.

A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 36 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

Je moet niet zo veel zout in je eten doen.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 37 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

Ze weet niet wat de bedoeling is.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 38 - Quiz

Samengesteld of enkelvoudig?

De moeilijke opdracht kun je dan pas maken.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 39 - Quiz

Enkelvoudige of samengesteld?
Als je dat liever niet doet, hoor ik het wel.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 40 - Quiz

Aan de slag!
Nu volgen er nog 3 vragen over het behalen van de lesdoelen.
Maak slide 42 t/m 45.

Slide 41 - Diapositive

Lesdoel behaald? Ik kan een samengestelde zin herkennen.
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik kan voegwoorden herkennen in een zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk van de les van vandaag?

Slide 44 - Question ouverte

Einde van deze les

Slide 45 - Diapositive