Kapitel 4 Tiere und partizip

Tiere
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Tiere

Slide 1 - Diapositive

Inhalt dieser Stunde
Tierrätsel
Ziel(e):
  • Je kunt een reportage over dieren begrijpen.
  • Je kent enkele dieren in het Duits (met der/die/das)

Slide 2 - Diapositive

timer
2:00
Schau dir diese Fotos aan! Erkennst du sie? 
Notiere die Wörter auf Deutsch in dein Heft.

Slide 3 - Diapositive

Wiederholung Instructiewoorden

Slide 4 - Diapositive

Instructiewoorden
1. Übersetze
2. Ergänze
3. die Seite
4. die Sätze
5. Lerne
6. Lies ... mit
7. Wähle aus
8. der Artikel
9. in Klammern
10. Was bedeutet ...?
11. ins Niederländische
12. ins Deutsche

Instructiewoorden
  1. Vertaal
  2. Vul aan
  3. de bladzijde
  4. de zinnen
  5. Leer
  6. Lees ... mee
  7. Kies uit
  8. het lidwoord
  9. tussen haakjes
  10. Wat betekent ...?
  11. naar het Nederlands
  12. naar het Duits

Slide 5 - Diapositive

Vertaal:
Übersetze

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal:
Sieh dir .. an

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal:
Beantworte

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal:
Ergänze

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal:
Seite

Slide 10 - Question ouverte

Übersetze:
in Klammern
A
tussen haakjes
B
voor de kantlijn
C
in de ballon
D
in de regel

Slide 11 - Quiz

der Fisch
der Elefant
die Fliege
der Frosch
der Hund
die Katze
das Pferd
der Stier

Slide 12 - Question de remorquage

Bella ist das beste ______ im Stall.
A
Pferd
B
Fisch
C
Stier
D
Katze

Slide 13 - Quiz

Er ist wie ein ____ im Porzellanladen.
A
Stier
B
Fliege
C
Elefant
D
Hund

Slide 14 - Quiz

Grammatik B: das Partizip
Das Partizip = het voltooid deelwoord.     → van zwakke werkwoorden
(Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank als ze van tijd veranderen. Fietsen-fietsten-gefietst, klappen-klapten-geklapt)

1e stap: stam
2e stap: ge + stam + t  → standaardregel



Slide 15 - Diapositive

Voltooid deelwoord:
In zin met een voltooid deelwoord heb je een hulpwerkwoord nodig → haben of sein

Bijvoorbeeld (Nederlands):
ik heb gemaakt
wij hebben gemaakt

Slide 16 - Diapositive

Grammatik B: das Partizip
Uitzondering zwakke werkwoorden:
  • die beginnen met be- of ver-
  • die eindigen op -ieren

→ regel voltooid deelwoord dan: stam + t

1e stap:  stam
2e stap: stam + t

Slide 17 - Diapositive

Sterke werkwoorden en voltooid deelwoord
Geen standaardregel → leren in Lernliste

Tip: lijstje maken met alle sterke werkwoorden die in Lernliste staan!

bijvoorbeeld:
zwemmen - schwimmen - geschwommen

Slide 18 - Diapositive

Wat gebeurt na kerst vaak in het dierenasiel? Antwoord in NL

Slide 19 - Question ouverte

6

Slide 20 - Vidéo

Hou oud zijn de hondjes
A
8 en 10 jaar oud
B
18 jaar oud

Slide 21 - Quiz

Welke eigenschap moet de nieuwe eigenaar van Sam hebben?
A
sportief - veel wandelen
B
sterk - Sam is best zwaar
C
jong - Sam is erg actief
D
ervaring - Sam is onzeker

Slide 22 - Quiz

Wie viele Tiere sind im Tierheim Berlin?
A
14 000
B
40 00
C
1400
D
400

Slide 23 - Quiz

Wat betekent "Freigang" hier?
A
Dat je de kat haar eigen gangetje moet laten gaan.
B
Dat de kat vrij gelaten werd en dan gevonden werd.
C
Dat een kat ook naar buiten kan.

Slide 24 - Quiz

Wat doet Freddie als hij niet zelfstandig naar buiten kan?
A
aan meubels krabben
B
niet meer eten
C
kotsen
D
plassen

Slide 25 - Quiz

Wat gebeurt tussen 19 en 27 december?
A
het dierenasiel laat dan geen dieren ophalen
B
het dierenasiel neemt dan geen dieren aan
C
heel veel mensen willen dan van hun huisdier af
D
het dierenasiel is dan op zoek naar zwerfkatten.

Slide 26 - Quiz

Ich habe die Grammatik verstanden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Je weet hoe je het voltooid deelwoord moet maken van:
alleen de: zwakke werkwoorden
alleen de:werkwoorden op -ieren
alleen de:werkwoorden met be- en ver- ervoor.
alleen de:sterke werkwoorden
al twee van de hier genoemde regels.
allemaal (zie hierboven genoemd)
nog niets;Je begrijpt er nog niets zo veel van.

Slide 28 - Sondage

Tierrätsel

Slide 29 - Diapositive

Welches Tier ist gemeint?
Kannst du die Tiere erraten?


Slide 30 - Diapositive

Tier 1
Ich lebe in Australien.
  
Ich habe lange Hinterbeine und meine Vorderpfoten sind klein. 
 
Ich kann 3 Meter hoch und 12 Meter weit springen. 

Slide 31 - Diapositive


Es ist ein…..

Slide 32 - Question ouverte

Tier 2
Ich lebe in Afrika oder im Zoo.  

Ich kann laut brüllen.

Ich bin der König der Tiere. 
 

Slide 33 - Diapositive


Es ist ein…..

Slide 34 - Question ouverte

Tier 3
Ich lebe in Afrika.
 
Meine Farben sind braun und weiβ. 

Ich habe einen langen Hals. 

 

Slide 35 - Diapositive


Es ist eine…..

Slide 36 - Question ouverte