HA1: Grammatica: bijwoordelijke bepaling

Grammatica zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Diapositive

doel van de les:


Ik weet wat een bwb is

Ik kan een bwb in de zin aanwijzen

Ik kan de pv, wg, ow, lv en mw in de zin aanwijzen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Bijwoordelijke bepaling
Geeft antwoord op de volgende vragen: 

waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 4 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt na het benoemen, noem je bwb.

Slide 5 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Benoem eerst de PV, 
gezegde, OW, LV, MV.

Je mag pas als laatste de bijwoordelijke bepalingen gaan benoemen!

Slide 6 - Diapositive

Lees de volgende zin:


Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig


Bovenstaande zin gaan we ontleden

Slide 7 - Diapositive

pv:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 8 - Question ouverte

wg:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 9 - Question ouverte

ow:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 10 - Question ouverte

lv:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 11 - Question ouverte

mv:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 12 - Question ouverte

bwb:
Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig

Slide 13 - Question ouverte

Zoek bwb uit deze zin:
In al die jaren heeft de auto hetzelfde uiterlijk gehad.
A
in al die jaren
B
hetzelfde uiterlijk
C
de auto
D
hetzelfde

Slide 14 - Quiz

Je wenst tijdens het kerstmenu iedereen
smakelijk eten.

Tijdens het kerstmenu=
A
ow
B
lv
C
mw
D
bwb

Slide 15 - Quiz

In een zin kan maar één BWB voorkomen
A
Waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Ik snap hoe ik een BWB in
een zin kan vinden.
A
ja
B
nee
C
bijna

Slide 17 - Quiz