6vwo Textverständnis

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Was kannst du selber tun, um dich auf das Zentralabitur vorzubereiten? (Mehrere Antworten möglich)
A
stappenplan automatisieren
B
Signalwörter auswendig lernen
C
Abi-Wortschatz lernen
D
Lesestrategien kennen und trainieren

Slide 2 - Quiz

Wodurch verlieren Abi-Schüler oft viele Punkte bei der Deutsch-Prüfung? (Mehrere Antworten möglich)
A
Präpositionen anstatt Signalwörter markieren
B
indem sie keine Strategie haben
C
indem sie nichts markieren
D
weil sie den ersten wichtigen Schritt vergessen

Slide 3 - Quiz

Welcher ist der erste wichtige Schritt?
A
den Text überfliegen
B
Übersicht verschaffen
C
die Fragen ansehen
D
sofort die erste Frage beantworten

Slide 4 - Quiz

 "Signaalwoorden" 

  • Ich arbeite zügig (von "der Zug"= de trein > voortvarend)
  • aber ich antworte nicht zu schnell. 


Slide 5 - Diapositive

Das Signalwort "stattdessen" bedeutet
A
echter
B
eveneens
C
in plaats daarvan
D
ondanks

Slide 6 - Quiz

In welche Kategorie gehört "stattdessen"?
A
middel-doel
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 7 - Quiz

Het signaalwoord "vorausgesetzt, dass" betekent
A
van te voren
B
opdat
C
mits
D
wellicht

Slide 8 - Quiz

"anscheinend" (auch "scheinbar") bedeutet
A
daaruit blijkt
B
waarschijnlijk
C
vanzelfsprekend
D
blijkbaar

Slide 9 - Quiz

In welche Kategorie gehört "anscheinend" (/"scheinbar")?
A
bevestiging
B
conclusie
C
benadrukking
D
mogelijkheid/ waarschijnlijkheid

Slide 10 - Quiz

"sogar" geeft aan:
A
bevestiging
B
oorzaak-gevolg
C
benadrukking
D
conclusie

Slide 11 - Quiz

"deswegen" geeft aan:
A
een tegenstelling
B
een reden
C
een vergelijking
D
een voorwaarde

Slide 12 - Quiz

"demnach" geeft aan:
A
oorzaak-gevolg
B
een verklaring
C
een bevestiging
D
middel-doel

Slide 13 - Quiz

Eine von diesen Optionen ist falsch. Welche?
A
Schadenfreude = leedvermaak
B
Unterhaltung = verbazing
C
Eifersucht = jaloezie
D
Ergänzung = toevoeging

Slide 14 - Quiz

Eine von diesen Optionen ist falsch. Welche?
A
Bedingung = voorwaarde
B
Ergänzung = toevoeging
C
Voraussetzung= voorwaarde
D
Erstaunen = teleurstelling

Slide 15 - Quiz

"Zumal, da..." bedeutet
A
alleen daar
B
bovendien
C
omdat daar
D
vooral omdat

Slide 16 - Quiz

Was machst du bei einer Lückenfrage zuerst?
A
den Kontext lesen
B
kontrollieren, ob die Optionen Signalwörter sind
C
Wortbedeutung ableiten
D
den Absatz lesen

Slide 17 - Quiz

Wann MUSST du ein Wort auf jeden Fall im Wörterbuch nachschlagen?
A
wenn ich es nicht kenne
B
wenn ich es ableiten kann
C
wenn ich keine Vorkenntnis habe
D
wenn es eine "Lückenfrage"-Option ist

Slide 18 - Quiz

Welche von diesen Optionen sollte man laut Strategie auch immer markieren?
A
Doppelpunkte
B
Gedankenstriche
C
Punkte
D
Fragezeichen

Slide 19 - Quiz

Warum soll man diese Dinge markieren?
A
man kann besser vorhersagen
B
man hat mehr Einsicht
C
dahinter steht oft eine Antwort
D
man kann andere Dinge ableiten

Slide 20 - Quiz

Wie viele Übungstexte solltest du pro Woche mindestens trainieren um Erfolg zu haben?
A
mindestens einen
B
mindestens 6
C
mindestens 4
D
mindestens 3

Slide 21 - Quiz

Welke onderdelen vragen om meer uitleg/inzet/herhaling bij jezelf?

Slide 22 - Question ouverte

Welk(e) onderdelen wil je dat wij concreet tijdens de komende lessen behandelen/doen/etc.? Wat heb je nodig?

Slide 23 - Question ouverte

Ich fand diese Fragen/Aufgaben nützlich
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage