File 2 library Present Simple (26-9-2024)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Regels:

- Pak je spullen en ga stil zitten

-Wacht op instructie

- Ga op je plek zitten

- Als je een vraag hebt steek jij je hand op

-Hou je aan de schoolregels 

Vandaag:

1. Ik kan werkwoorden herkennen;

2. Ik weet wanneer ik de Present Simple kan gebruiken;

3. Ik kan zelf een zin maken met de present Simple.

Hoe noem je deze woorden?

Welke persoon voornaamwoorden hebben we: 

I

You

We

They 

He

She 

It

Present Simple = Tegenwoordige Tijd

we praten

jullie schrijven

zij studeren

we talk

you write

they study

Present Simple = Tegenwoordige Tijd

ik fiets

jij loopt

hij eet

zij bevriest

het draagt

I cycle

you walk

he eatS

she freezES

it carrIES

Wat valt je op aan de zinnen?

I am twelve years old.

I am a student.

He lives in London.

Water boils at 100 degrees.

A year has 12 months.

Birds fly in the sky.

feiten

Wat valt je op aan de zinnen?

I wake up at 7 a.m. every day.

She drinks coffee in the morning.

They go to school by bus.

He reads the newspaper every Sunday.

We play football every weekend.

My brother brushes his teeth twice a day.

I visit my grandparents every summer.

routines

SHIT

She

He

IT

bij He/She/IT 

werkwoord

werkwoord eindigend op S-klank

werkwoord eindigend op medeklinker Y

-S

-ES

-IES

Bij :

he/she/it

komt er achter het werkwoord

- s

- es

- ies

Bij :

1 mens/ dier of ding komt er 

achter het werkwoord

- s

- es

- ies

-y -S of -IES?

Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y

carry

study

hurry

cry

carrIES

studIES

hurrIES

crIES

Als een werkwoord eindigt op een klinker -y

play

buy

playS

buyS

Present simple
He ..... (to call)

1. call
2. calls

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.

1. start
2. starts

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.

1. talk
2. talks

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.

1. wear
2. wears

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.

1. visit
2. visits

(to walk) present simple
He ....... in the park.

Nu ben jij aan de beurt

Page: 12-13

Exercise: 13-14-15

Als je een vraag hebt steek je hand op.