Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat is hier te zien?
Slide 1 - Diapositive
Welk begrip?
Slide 2 - Diapositive
Wapenstilstand
11-11-1918, 11 uur
De vrede met de Russen had er niet voor gezorgd dat de Duitsers
de oorlog het Westfront konden winnen.
Uiteindelijk zorgt de komst van de Amerikanen voor de doorslag:
na vier jaar is het voorbij voor Duitsland
Slide 3 - Diapositive
Verdrag van Versailles (1)
Duitsland moet veel grondgebied afstaan (ongeveer 10%)
Duitsland moet kolonies afstaan
Duitsland mag geen leger meer hebben van groter dan 100.000 man
Duitsland moet herstelbetalingen doen aan vnl. Frankrijk
Slide 4 - Diapositive
Verdrag van Versailles (2)
Duitsland mag geen grote oorlogsschepen meer hebben (bepaald gewicht)
Duitsland mag geen luchtmacht meer hebben
Duitsland moet Polen doorgang geven naar de Oostzee (Poolse Corridor)
Grens tussen Frankrijk en Duitsland wordt gedemilitariseerd (Rijnland).
Slide 5 - Diapositive
9. Bedenk waarom Frankrijk eiste dat de demilitarisering van het Rijnland aan het verdrag van Versailles had toegevoegd.
Slide 6 - Question ouverte
Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.
Slide 7 - Quiz
Bezetting van het Ruhrgebied
1923-1924
Omdat Duitsland de herstelbetalingen niet meer kan opbrengen,
bezetten Franse troepen het Ruhrgebied (grondstoffen) om Duitsland te dwingen tot betalen.
Dit was toegestaan volgens het Verdrag van Versailles.
Franse troepen bezetten Essen
Slide 8 - Diapositive
Reactie op bezetting:
Duitse arbeiders gaan in staking, willen niet voor de Fransen werken
Regering steunt stakers en betaalt hun loon door middel van bijdrukken van geld
Gevolg: INFLATIE
Slide 9 - Diapositive
Bierkellerputsch
1923
Nu probeert Hitler de macht te grijpen maar deze staatsgreep (een putsch) mislukt.
Hij wordt gearresteerd en veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 5 jaar. Maar hij komt na een jaar al vrij.
Tijdens deze straf schrijft hij het bekende
'Mein Kampf'
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
Slide 12 - Quiz
8. Het Rijnland was gedemilitariseerd. Wat betekent dat?
A
Er waren Franse troepen gestationeerd
B
Er waren Duitse troepen gestationeerd maar ze waren niet bewapend
C
Duitse soldaten mochten hier niet aanwezig zijn
D
De geallieerden hadden deze zone niet veroverd
Slide 13 - Quiz
Wat zie je?
Slide 14 - Diapositive
Verdrag van Versailles:
Leger 100.000 man
Geen marine
Herstelbetalingen
Gebieden afstaan
Leger groot maken
Schepen bouwen
Weigert te betalen
Anschluss en Sudentenland
Doen niets...
Doen niets...
Doen niets...
Doen niets...
Appeasementpolitiek
Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog
1 september 1939 -> Inval Polen
Slide 15 - Diapositive
10. Wat betekent: de "Anschluss"?
A
Samenvoeging van Duitsland en Tsjechoslowakije
B
Samenvoeging van Duitsland en het Ruhrgebied
C
Samenvoeging van Duitsland en het Rijnland
D
Samenvoeging van Duitsland en Oostenrijk
Slide 16 - Quiz
20.
Zet in de juiste chronologische volgorde
Niet aanvalsverdrag Sovjet-Unie-Duitsland
Conferentie van Munchen
Bezetting Saargebied
Anschluss
demilitarisering Rijnland
Slide 17 - Question de remorquage
11. Wat is het beste synoniem voor 'annexatie'?
A
bezetting
B
verwoesting
C
terugtrekking
D
bevrijding
Slide 18 - Quiz
2. Wat wordt verstaan onder 'Lebensraum' .
Slide 19 - Question ouverte
15. Waarom waren Frankrijk en Engeland bezig met appeasementpolitiek? Noem 3 redenen.
Slide 20 - Question ouverte
16. Wat is de boodschap van deze spotprent?
A
De tekenaar bespot Hitler, hij zou een clown zijn.
B
De tekenaar bespot Engeland en Frankrijk omdat ze toestaan dat Hitler steeds meer gebied verovert.
C
De tekenaar bespot Hitler voor het nemen van grotere stappen dat hij eigenlijk aankan.
D
De tekenaar bespot Engeland en Frankrijk omdat ze toestaan dat Hitler over hen heenloopt.
Slide 21 - Quiz
Hoe lang zal dit stand houden?
Slide 22 - Diapositive
Welk land werd een bondgenoot van Duitsland vanaf 1933?
A
Frankrijk
B
Verenigde Staten
C
Sovjet-Unie
D
Italië
Slide 23 - Quiz
Hoe heette de leider van de fascisten in Italië? (voor- en achternaam)
Slide 24 - Question ouverte
Wat is niet een overeenkomst tussen het fascisme en het nazisme?
A
antisemitisme
B
militarisme
C
totalitarisme
D
nationalisme
Slide 25 - Quiz
Het veroveren van Sudetenland in 1938 had te maken met
A
de Endlösung
B
Heim ins Reich
C
lebensraum
D
afrekenen met verdrag van Versailles
Slide 26 - Quiz
Het veroveren van Tsjechoslowakije in 1939 had te maken met
A
de Endlösung
B
Heim ins Reich
C
lebensraum
D
afrekenen met verdrag van Versailles
Slide 27 - Quiz
Het proberen tegen te houden van Hitler, door praten/diplomatie, noemt men...
A
aanpassingspolitiek
B
gelijkschakeling
C
indoctrinatie
D
appeasementpolitiek
Slide 28 - Quiz
Op welk land heeft de Anschluss betrekking?
A
Tsjechoslowakije
B
Oostenrijk
C
Nederland
D
Polen
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Diapositive
1939
1936
1938
Conferentie van München
Anschluss Oostenrijk
Non-agressiepact
Slide 31 - Question de remorquage
Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?
A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht
Slide 32 - Quiz
Der Anschluß
maart 1938
Hitler wil alle Duitsers in één Groot Duits Rijk (Heim ins Reich). zich aansluiten (anschluss)
Slide 33 - Diapositive
Conferentie van München
september 1938
.Hitler belooft dat er geen oorlog komt als hij Sudetenland, Tsjecho-Slowakije, ook nog krijgt. Dit gebied hoorde bij Oostenrijk-Hongarije vóór de Eerste Wereldoorlog.
Appeasementpolitiek: Geallieerden geven Hitler zijn zin uit angst voor oorlog.
Slide 34 - Diapositive
Hitler aan de macht
Hitler komt in 1933 aan de macht in Duitsland
Hij "verscheurde" het Verdrag van Versailles:
Reactie van de Geallieerden: protesteren
1935
Invoering dienstplicht en uitbreiding van het leger
1
1936
Duitse troepen worden in het Rijnland geplaatst
2
1938
Oostenrijk wordt bij Duitsland ingelijfd (De Anschluss)
3
Slide 35 - Diapositive
Waarom konden de Fransen en Britten Duitsland niet stoppen?
A
Ze hadden al een oorlog met elkaar
B
Door de Eerste Wereldoorlog waren ze te zwak
C
De Britse premier was eigen een fan van Hitler
D
Het mocht niet van de VS
Slide 36 - Quiz
Wie is deze man?
A
Tsaar Nicolaas II
B
Lenin
C
Stalin
D
Wilhelm II
Slide 37 - Quiz
Wat is een showproces?
A
Schijnproces om democratisch te lijken
B
Een feestelijke processie
C
Iets dat alleen onder Stalin gebeurde
D
Een proces op televisie
Slide 38 - Quiz
Voor hoeveel jaar werd de economie gemiddeld gepland in de SU?
Slide 39 - Question ouverte
Welk begrip past er bij de afbeelding?
A
Collectivisatie
B
Strafkamp
C
Eigendom
D
Planeconomie
Slide 40 - Quiz
Hoe wordt Duitsland genoemd tussen 1918 en 1933?
Slide 41 - Question ouverte
Hoe heet het plan in 1924 om Duitsland economisch te helpen?
Slide 42 - Question ouverte
Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Amerikanen lenen te veel
C
Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
D
Amerikanen kochten massaal aandelen
Slide 43 - Quiz
Welke hoort niet bij Mussolini?
A
Geweld is goed
B
Democratie is slecht
C
Joden zijn slecht
D
Nationalisme is belangrijk
Slide 44 - Quiz
Hitler vond dat de Untermenschen meer rechten moesten hebben
A
waar
B
niet waar
Slide 45 - Quiz
Hitler wint de verkiezingen van 1933 en is daarom Rijkskanselier geworden
A
waar
B
niet waar
Slide 46 - Quiz
Wat waren de Neurenbergerwetten
A
de wetten die er voor zorgden dat Hitler alleen de macht had.
B
wetten die ervoor zorgden dat Joodse mensen mochten worden gediscrimineerd.
C
wetten die ervoor zorgden dat de inflatie werd gestopt
D
wetten die ervoor zorgden dat ieder kind lid werd van de hitlerjugend of madelbund
Slide 47 - Quiz
Wat heeft niet te maken met gelijkschakeling?
A
censuur
B
propaganda
C
indoctrinatie
D
democratie
Slide 48 - Quiz
Wie hoorden bij de Geallieerden?
Slide 49 - Question ouverte
De Tweede Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de asmogendheden.
Welk land hoorde bij welke kant? Eentje is al ingevuld.