2425 3HV+ week 11 personen/ dingen vervangen door le, la, l', les

Bonjour!

- Chewing gum à la poubelle
- Range ton téléphone
- Enlève ta veste
- Prends ton livre et ton cahier
- On commence dans 3 minutes

                       MERCI!

timer
3:00
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

- Chewing gum à la poubelle
- Range ton téléphone
- Enlève ta veste
- Prends ton livre et ton cahier
- On commence dans 3 minutes

                       MERCI!

timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze week .....

1)Kun je een zin eenvoudiger maken door een persoon of ding te vervangen le, la, l' of les

2) Weet je wat je moet doen om je goed voor te bereiden op proef 3

Slide 2 - Diapositive

Check- in les 1 
Passé composé vervoegen met hulpwerkwoord être

1. Hugo (aller) _______________  _______________ au restaurant.
2. Laura (rester) __________________  ___________________ à la maison.
3. Victor et son copain (aller) ________________  _______________ à l'entrainement de foot.
4. Ma soeur (aller) ______________  __________________ chez sa copine.
5. Anne et sa meilleure amie (rester) ________________  _________________ chez elles.
6. Manon et Nathan (aller) ______________  ________________ au cinéma.



Slide 3 - Diapositive

Check-in 
1. onderstreep het lijdend voorwerp
2. vervang het lijd.vw. door le/ la/ l'of les en zet op de juiste plek in de zin
Je regarde les photos de Nice
.......................................................

Je vais regarder les photos de Nice
................................................................

J'ai ragardé les photos de Nice
............................................................
J'achète une voiture
..................................................................

Je vais acheter une voiture
......................................................................

J'ai acheté une voiture
.....................................................................
timer
7:00

Slide 4 - Diapositive

Welke werkwoorden vervoeg je met het huplwerkwoord être? 
tomber - arriver - entrer - rentrer - sortir - aller - venir - rester - partir - naître - descendre - monter - revenir - retourner - passer (voorbij gaan) - mourir

Slide 5 - Diapositive

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Noem voorbeelden.

Slide 6 - Carte mentale

Persoonlijke voornaamwoorden
Kan een persoon, dier of ding aangeven en soms zelfs ook een zelfstandig naamwoord vervangen.

Het persoonlijk vnw kan verschillende functies hebben:
- Als onderwerp. Bijv. ik, jij, wij
- Als lijdend voorwerp. Bijv. mij, jou, hem
- Als meewerkend voorwerp. Bijv. (aan) mij, (aan) jou, (aan) hem


Slide 7 - Diapositive

onderwerp
lijdend 
voorwerp
meewerkend
voorwerp
persoonsvorm
Ik
een boek
aan mijn vader.
geef

Slide 8 - Question de remorquage

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

ik = onderwerp
zoek = persoonsvorm
het boek = lijdend voorwerp (WAT zoek ik?)

Slide 9 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

Het boek kun je vervangen door hem 
- > Ik zoek hem

hem = het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp


Slide 10 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Nederlands                                   Frans

het                                                   le, la, les, l'
hem                                                 le, l'
haar                                                 la, l' 
ze (meervoud)                               les 

Slide 11 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek -> Je cherche le livre

Ik zoek hem -> Je cherche le

Maar: in het Frans een andere woordvolgorde! 
Je le cherche

Slide 12 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek de boeken -> Je cherche les livres
Ik zoek ze                -> Je les cherche

Ik kijk naar de bloem -> Je regarde la fleur
                                          Je la regarde 

Slide 13 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Woordvolgorde:

- voor het eerste werkwoord in de zin  of
- voor het hele werkwoord



Slide 14 - Diapositive

Kies het lijdend voorwerp in de zin:
Je cherche mon stylo
(ik zoek mijn pen)
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste optie:
Elle cherche les photos
Elle ...... cherche.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste volgorde.
Je veux utiliser ma carte pour payer.
A
Je la veux utiliser.
B
Je veux l'utiliser.

Slide 17 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange

Slide 18 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mets les vêtements.
A
Je le mets
B
Je la mets
C
Je l' mets
D
Je les mets

Slide 19 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met

Slide 20 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Tu aimes le jus d'orange.
A
Tu le aimes
B
Tu la aimes
C
Tu l'aimes
D
Tu les aimes

Slide 21 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je vois la prof.

Slide 22 - Question ouverte

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange les pizzas.

Slide 23 - Question ouverte

Vervang het lijdend voorwerp:
J'adore le parfum.

Slide 24 - Question ouverte

Au travail!

Beslis waar je aan wil werken:

  • oefenen ex. 29, 30, 31 blz. 120-123
  • extra oefenen ex. 15a, 16, 17, 18 p. 146-148
  • extra oefenen werkblad
  • leren vocabulaire & phrases- clés p. 124 - 126 
timer
25:00

Slide 25 - Diapositive

Doel bereikt?
Ik kan een lijdend voorwerp in een Franse zin vervangen door le, la, l' of les (persoonlijk voornaamwoord) 



Slide 26 - Diapositive

Check-out            bespreek in je groepje

Hoe ga je je voorbereiden op proef 3?

Hoe ga je het leerwerk verdelen?

Hoeveel tijd heb je daarvoor nodig?

Slide 27 - Diapositive