Module Latijn - Hannibal

Module Latijn
Cornelius Nepos 
~
Hannibal Barcas
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Module Latijn
Cornelius Nepos 
~
Hannibal Barcas

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Filmpje met samenvatting Hannibal
  • Tekst 2 en 3: grammaticale & begripsvragen
  • Tekst 4 en 5: samenvattingsoefening
  • Tekst 9 & 11: oefenen met tekstvragen
  • Tekst 12: vragen?  

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Sleep de plaatsnamen naar de juiste plek op de kaart.
Carthago
Rome
Saguntum

Slide 4 - Question de remorquage


In paragraaf twee noemt Nepos twee buitenlandse vorsten die door toedoen van Hannibal vijander van Rome zijn geworden. Welke twee koningen zijn dat?

Slide 5 - Question ouverte

Wie is er in paragraaf 2.3 t/m 2.6 aan het woord?

Slide 6 - Question ouverte

Welke woordgroep legt uit wie Hamilcar (r. 1) is?

Slide 7 - Question ouverte

r. 3 Quae:
a. Waar vind je dit in de woordenlijst?
b. Welke naamval, getal, geslacht?

Slide 8 - Question ouverte

r. 3: vellem
geef modus en gebruikswijze

Slide 9 - Question ouverte


a. Welke 2 coniunctivi zijn afhankelijk van cum (r. 4)?
b. Door welk woord worden deze twee coniunctivi verbonden?

Slide 10 - Question ouverte


Geef de 6 pv's uit paragraaf 2.6.
Zet erachter of ze in de HZ of BZ staan.
Noteer in geval van BZ het voegwoord waar het van afhankelijk is erachter.

Slide 11 - Question ouverte

Waar verwijzen de volgende woorden uit paragraaf 3 naar?
a. qua (r. 1) b. cuius (r. 2) c. hoc (r. 4) d. eum (r. 5) e. his (r. 11) f. se(cum) (r. 13)

Slide 12 - Question ouverte

een minuut of 5...

Slide 13 - Diapositive

Noteer de zes (volgens jou)
belangrijkste pv's uit
paragraaf 4.

Slide 14 - Carte mentale

Samenvatten
Schrijf nu aan de hand van die zes door jou gekozen pv's op wat er in paragraaf 4 staat.

Slide 15 - Diapositive

Een mogelijke uitwerking:
Hannibal streed (conflixerat, decernit, manum conseruit) en verjoeg (pepulerat, dimittit, fugavit) menig vijand.
Hij stak de Appennijnen over (transiit).
HIj werd door een oogziekte getroffen (adficitur).
Hij doodde (occidit) evengoed een paar tegenstanders en tenslotte bereikte (pervenit) hij Apulië.

Slide 16 - Diapositive

Samenvatten (deel 2)
Welke list gebruikt Hannibal in paragraaf 5.2?

Slide 17 - Question ouverte

Met welke woorden vat Nepos de list van Hannibal samen? (paragraaf 5.3)

Slide 18 - Question ouverte

par 5 r. 27: nemo adversus t/m castra posuit. Wat was hier de reden voor?

Slide 19 - Question ouverte

10 minuten?

Slide 20 - Diapositive

paragraaf 9
Wie/wat is het onderwerp van venit (r. 2)?
A
Antiochus
B
Gortynios
C
Hannibal
D
Kreta

Slide 21 - Quiz

Waar congrueert periculo (par 9. r. 3) mee?
A
magno
B
se
C
fore

Slide 22 - Quiz

van vidit (par. 9 r. 2) is een AcI-constructie afhankelijk. Noteer de accusativus en de infinitivus.

Slide 23 - Question ouverte

par. 9 r. 6: plumbo:
welke naamval?
A
gen
B
dat
C
acc
D
abl

Slide 24 - Quiz

Beschrijf kort de list van Hannibal die in paragraaf 9 wordt verteld.

Slide 25 - Question ouverte

Citeer het tekstelement dat een tegenstelling vormt met ab Hannibale (r. 9.10)

Slide 26 - Question ouverte

Hoe vaak komt het verschijnsel relative aansluiting voorin paragraaf 11?
A
3x
B
4x
C
5x
D
6x

Slide 27 - Quiz

Bedenk zelf 3 vragen over paragraaf 11

Denk hierbij aan:
grammaticale vragen
inhoudelijke vragen

Noteer ze op een blaadje + noteer voor jezelf de goede antwoorden
timer
6:00

Slide 28 - Diapositive

Paragraaf 12
Zijn er vragen?

Slide 29 - Diapositive

Succes!!

Slide 30 - Diapositive