Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Bonjour tout le monde!
Prend le livre, le cahier et un stylo.
Slide 1 - Diapositive
Aujourd'hui,
c'est le...
Slide 2 - Diapositive
Chapitre 1
Se présenter - Zich voorstellen
Je kunt groeten en jezelf voorstellen.
Je kunt over jezelf en je familie vertellen en schrijven.
Je kunt de lidwoorden correct gebruiken.
Je kunt de persoonlijke voornaamwoorden gebruiken.
Je kunt het werkwoord avoir gebruiken.
Slide 3 - Diapositive
Aujourd'hui, c'est le ...
Objectif: Aan het einde van de les heb je een leestekst over een vakantie begrepen en hierbij nieuwe woorden geleerd die te maken hebben met familie en vakantie.
B - Lire (leesvaardigheid) - page 26
Maken exercice 9, 10abd, 11 & 12
Daarna leren woorden A & B. In het boek op page 52/53 of op laptop: Learnbeat 2.1A&2.1B
Slide 4 - Diapositive
Prends
des notes!
Slide 5 - Diapositive
A & B (page 52)
timer
5:00
Slide 6 - Diapositive
Le vocabulaire
Français -> Néerlandais:
1) d'accord
2) j'habite
3) aussi
4) tu parles
5) la piscine
Néerlandais -> Français
6) goed
7) de famille
8) maar
9) ik ben
10) hier
Slide 7 - Diapositive
Aujourd'hui, c'est le ...
Objectif: Aan het einde van de les heb je een leestekst over een vakantie begrepen en hierbij nieuwe woorden geleerd die te maken hebben met familie en vakantie.
B - Lire (leesvaardigheid) - page 26
Maken exercice 9, 10abd, 11 & 12
Daarna leren woorden A & B. In het boek op page 52/53 of op laptop: Learnbeat 2.1A&2.1B
Slide 8 - Diapositive
Préparation: la conversation
Oefentoets
Chapitre 1: Woorden A & Zinnen C
Huiswerk: gesprek voorbereiden
Slide 9 - Diapositive
La conversation
Groeten
Vragen hoe iemand heet & antwoorden
Vragen hoe het gaat & antwoorden
Vragen waar iemand woont & antwoorden
Vragen wat iets is (voorwerp) & antwoorden
Vragen of iemand een taal spreekt & antwoorden
Afscheid nemen
timer
5:00
Slide 10 - Diapositive
Lire - lezen (p. 26)
Ik kan een leestekst over een vakantie begrijpen en heb hierbij nieuwe woorden geleerd die te maken hebben met familie en vakantie.
Eerst alleen (15 min) dan in tweetallen (10 min). Gezamenlijk bespreken.
Exercice 9 & 10. Hulp: zoek eerst bij de woorden B (p. 52)