Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
herhaling H11 energie
Slide 1 - Diapositive
Vul het ontbrekende woord in: In een dynamo wordt .......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektrische
Slide 2 - Quiz
Fossiele energie is chemische energie, maar wat is geen fossiele energie in dit rijtje?
A
Aardgas
B
Biogas
C
Aardolie
D
Steenkool
Slide 3 - Quiz
Welke energie omzetting vindt er plaats bij een gasfornuis?
Slide 4 - Question ouverte
Welke twee eenheden kan energie hebben?
Slide 5 - Question ouverte
Kees heeft een hoogte-energie van 2100 J. Hij staat op een ladder, 3 m hoog. Wat is de massa van Kees?
Slide 6 - Question ouverte
De houtbrander heeft een aantal effecten op het milieu en de gezondheid. Wat gebeurt er door het gebruik van de houtbrander?
A
Het broeikaseffect neemt af.
B
De irritatie en beschadiging van de luchtwege neemt af.
C
De thermische verontreiniging neemt af.
D
Er ontstaat minder zure regen.
Slide 7 - Quiz
Wat is de opgenomen energie van deze windmolen? (energie die erin gaat)
A
warmte
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie
Slide 8 - Quiz
Welke formule gebruik je als je de hoogte (afstand) weet en de snelheid wordt gevraagd?
Slide 9 - Question ouverte
Een bal ( 200 gram) valt van een balkon van een flat gebouw. Dit is op een hoogte van 7,8 meter. bereken met welke snelheid de bal op de grond valt. Ga er vanuit dat alle zwaarte-energie wordt omgezet in bewegingsenergie
Slide 10 - Question ouverte
Een energiecentrale produceert elektrische energie. Welke energie komt er ook vrij?
A
Zwaarte energie
B
Warmte
C
Chemische energie
D
Kern energie
Slide 11 - Quiz
wat is de eenheid van energie
A
Newton
B
Watt
C
Joule
D
Kelvin
Slide 12 - Quiz
voor welke toepassingen worden fossiele brandstoffen gebruikt?
Slide 13 - Question ouverte
Noem een andere naam voor zwaarte energie
A
gewichtige energie
B
donkere energie
C
potentiële energie
D
elektrische energie
Slide 14 - Quiz
Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW
Slide 15 - Quiz
Een heiblok van 1500kg wordt 6,0m omhoog gehesen. Bereken de zwaarte-energie.
Slide 16 - Question ouverte
Wat is smog?
A
Luchtvervuiling door fijnstof
B
Lucht met weinig zuurstof
C
Een benauwdheidsaanval
D
Bloedpropje in de longhaarvaten
Slide 17 - Quiz
Hoeveel energie gebruikt deze als deze 18 min. aanstaat? Schrijf de volledige berekening op.
Slide 18 - Question ouverte
Wat is groene energie
A
Energie die groen is
B
Energie die een centrale opwekt uit wind-, water- of zonne-energie
C
Energie die een centrale opwekt uit kernenergie
D
Energie die een centrale opwekt uit het verbranden van kolen
Slide 19 - Quiz
De formule voor zwaarte energie is:
A
Ez = P x t
B
Ez = m x g
C
Ez = U x I
D
Ez = m x g x h
Slide 20 - Quiz
wanneer gebruik je de formule Ez = Ek ?
Slide 21 - Question ouverte
Wat is GEEN gevolg van zure regen?
A
Afbrokkelen van gebouwen
B
Klimaatverandering
C
Vissterfte in oppervlaktewater
D
Bomen gaan dood
Slide 22 - Quiz
Hoe schrijf je de formule Ez = Ek voluit?
Slide 23 - Question ouverte
g = ?
Slide 24 - Question ouverte
LEDs hebben een hoger rendement dan gloeilampjes. Hoe merk je het hogere rendement van LEDs?
Slide 25 - Question ouverte
Een zonnepaneel ontvangt van de zon 125 W. Dit zonnepaneel geeft 13 W aan elektrische energie. Wat is het rendement van dit zonnepaneel?
Slide 26 - Question ouverte
Bereken het rendement
Slide 27 - Question ouverte
De energie die de fietser en de elektromotor leveren, wordt gemeten in joules (J).
Hoeveel joule is 3,5 GJ?
A
3500 J
B
3 500 000 J
C
3 500 000 000 J
D
3 500 000 000 000 J
Slide 28 - Quiz
Welke heeft de grootste bewegingsenergie?
A
motor
met 70 km/h
B
auto
met 70 km/h
C
vrachtauto
met 70 km/h
D
dat kun je niet weten
Slide 29 - Quiz
Een fietser (massa 100 kg) heeft een bewegingsenergie ban 5000 J. Bereken de snelheid.
Slide 30 - Question ouverte
Bereken de bewegingsenergie van een auto (800 kg) bij 50 km/h
Slide 31 - Question ouverte
Leg uit waarom het broeikaseffect wenselijk is, maar het versterkt broeikaseffect niet wenselijk is.
Slide 32 - Question ouverte
Hoeveel elektrische energie heeft een lamp van 100 W gebruikt als deze 12 uur gebrand heeft?
Slide 33 - Question ouverte
Stelling: Door afval verbranding ontstaat een natuurlijk broeikaseffect
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quiz
Verbranden is een vorm van energieomzetting. Van wat naar wat?
A
van chemische energie naar warmte
B
van warmte naar chemische energie
C
van elektrische energie naar warmte
D
van chemische naar elektrische energie
Slide 35 - Quiz
Een zaklantaarn (0,9 W) staat voor 10 minuten aan. Bereken de hoeveelheid elektrische energie die de batterij heeft geleverd.
Slide 36 - Question ouverte
Welke energieomzetting heb je in een zonnepaneel?
A
Elektrische energie in licht en warmte
B
Warmte in licht en elektrische energie
C
Licht in elektrische energie en warmte
D
Licht in chemische energie en elektrische energie
Slide 37 - Quiz
Een steen met een massa van 1,5 kg valt van 50 m hoogte naar beneden. Met welke snelheid komt het op de grond terecht?
Slide 38 - Question ouverte
De energieomzetting in een batterij is
A
van chemische energie naar strtalingsenergie
B
van zwaarte energie naar kinetische energie
C
van chemische energie naar elektrische energie
D
van elektrische energie naar chemische energie
Slide 39 - Quiz
1 MJ = .......... J
A
1 000 000 J
B
1 000 000 000 J
C
1 000 J
D
10 J
Slide 40 - Quiz
In een waterkrachtcentrale wordt de zwaarte-energie van water omgezet in...
A
Stralingsenergie
B
Elektrische energie
C
Kernenergie
D
Chemische energie
Slide 41 - Quiz
Wat is het rendement van deze fabriek?
A
62%
B
38%
C
138%
D
100%
Slide 42 - Quiz
Welke duurzame energiebron zie je hier?
A
Kernenergie
B
Waterkracht
C
Zonne-energie
D
Windenergie
Slide 43 - Quiz
Hoe groot is het rendement in deze situatie?
A
10%
B
40%
C
60%
D
100%
Slide 44 - Quiz
Bij de verbranding van kerosine wordt CO2 gevormd. Welk milieueffect wordt daardoor veroorzaakt?
A
luchtverontreiniging door roetdeeltjes
B
smog
C
zure regen
D
versterkt broeikaseffect
Slide 45 - Quiz
Wat is/zijn stoffen die zure regen veroorzaken?
A
Smog
B
Stikstofoxiden
C
Zwavelzuur
D
Allen
Slide 46 - Quiz
Thermische verontreiniging is
A
opwarming van de aarde
B
plastic vervuiling
C
opwarming van de rivieren
D
Luchtvervuiling
Slide 47 - Quiz
Welk gas veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?