HV1 Taalverzorging 29 onregelmatige en Engelse werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom HV1A

Huiswerkopdrachten

Bespreken opdr. 9

opdr. 10. Wie heeft hem thuis gemaakt?

Programma

1. 10 minuten lezen
2. Huiswerkopdracht nakijken
3. Terugblik vorige les: taalverzorging 28: voltooid en onvoltooid deelwoord
4. Taalverzorging 29: onregelmatige en Engelse werkwoorden
5. Afsluiting en vooruitblik

Opdracht 1 

a gegaan

 b gespeld

 c geplonsd

 d gezocht

 e gedoofd

 f gelanterfant

Opdracht 6

a uitkijkend

 b verdwenen

 c Smalend

 d voortdurend

 e dansend

 f verschrikt

Wat is geen kenmerk van het voltooid deelwoord?

1. je gebruikt 't sexy fokschaap om het voltooid deelwoord te kunnen spellen
2. een voltooid deelwoord staat altijd in de tegenwoordige tijd
3. het voltooid deelwoord begint meestal met ge-, be- of ver-
4. bij een voltooid deelwoord staan er minimaal 2 werkwoorden in de zin

Wij hebben vorige les goed naar de juf ... (luisteren).

Ik ben gelukkig nog nooit op spieken ... (pakken).

Wat is een onvoltooid deelwoord?

1. het hele werkwoord met-d(e)
2. de stam met-d
3. soms d en soms niet

... (rennen) gingen de brugklasleerlingen naar de Aldi.

Taalverzorging 29: onregelmatige en Engelse werkwoorden

Doel: Je leert onregelmatige en Engelse werkwoorden correct spellen.

Onregelmatige werkwoorden

Klap je laptop bijna dicht.

Lees blz. 118 en 120 in een paar minuten.

Met de werkwoorden hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen is iets bijzonders aan de hand. Wat dan?

1. je schrijft de persoonsvorm van deze werkwoorden altijd zonder t
2. er zijn voor de persoonsvorm in de verleden tijd twee mogelijkheden die allebei goed zijn
3. je schrijft de persoonsvorm en het voltooid deelwoord niet volgens de normale regels

Hij ... (hebben) corona ... (hebben).

1. hebt, gehad
2. heeft, gehad
3. heb, gehad

Hij ... (willen) dat jij naar de dokter bent ... (zijn).

1. wil, geweest
2. wilt, geweest
3. wil, zijn
4. wilt, zijn

Hij ... (zullen) ... (willen) dat jij ... (kunnen) afspreken.

1. zal, wil, kunt
2. zou, willen, kon
3. zal, willen, kunt
4. zouden, willen, kon

Waar of niet waar?

Engelse werkwoorden worden vervoegd volgens de Nederlandse spellingregels.

1. waar
2. niet waar

Hij ... (mixen) het beslag in de kom en ... (fixen) daarna de juiste ovenstand.

1. mixte, fixte
2. mixt, fixt
3. mixete, fixte
4. mixt, fixete

Waar of niet waar?

Soms moet je bij Engelse werkwoorden een e toevoegen als dat nodig is voor de uitspraak.

1. waar
2. niet waar

Josie heeft gister alle potten in de voorraadkast ... (labelen).

1. gelabelt
2. labelde
3. gelabeld
4. gelabelet

Tommy ... (recyclen) netjes het glas in de glasbak.

1. recycled
2. recyclet
3. recyclt
4. recycld

Ik snap het onderdeel werkwoordspelling goed.

1. ja
2. nee
3. zo ongeveer

Opdrachten maken

Kies uit onderstaand rijtje drie opdrachten. Je mag combineren.

• persoonsvorm tegenwoordige tijd: de helft van opdr. 1 en opdr. 2 (p. 118)
• persoonsvorm verleden tijd: de helft van opdr. 4 en opdr. 5 (p. 119)
• Engelse werkwoorden: de helft van opdr. 9 en opdr. 10 (p. 121)

Je krijgt voor het maken van deze opdrachten 15 minuten de tijd.

Heb je vragen? Stel ze! 

Klaar? Kom een nakijkblad halen om je antwoorden na te kijken.

Daar klaar mee? Ga nog even lezen in je leesboek.

Afsluiting en vooruitblik

Volgende les: donderdag 8 december

• Huiswerk: maken opdr. 11 (p. 121) + leren theorie p. 110, 112, 114, 116, 118 en 120
• Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift, pen en plenda
• Programma: grammatica herhaling