RCS 6.3 De machtige kerk

6.3: De machtige kerk
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

6.3: De machtige kerk

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

'Memento Mori'


  • In de Middeleeuwen waren de meeste mensen in Europa christenen
  • Het leven was heel erg gericht op het leven na de dood: kwam je in de hemel of in de hel
  • Daarom was het motto: Memento Mori: gedenk te sterven.
  • Al tijdens het leven moest boete gedaan worden voor zonden
  • Boete kun je doen door om vergeving te bidden of om de kerk geld of goederen te schenken. 
  • Een zonde is iets doen wat God verboden had (bijv. stelen, liegen)

Slide 3 - Diapositive

Leven na de dood
Na de dood waren er drie mogelijkheden:
1. Hemel: zonder zonden? Dan onmiddelijk in de hemel (maar dat gold voor bijna niemand)
2. Hel: bij heel zondig leven: eeuwig branden in de hel.
3. Vagevuur: na je dood moest je boete doen voor je zonden in het vagevuur. Hoe meer je al had geboet tijdens je leven, hoe korter het verblijf in het vreselijke vagevuur. Daarna kon je alsnog naar de hemel.

Slide 4 - Diapositive

Bidden en Heiligen
  • Doel bidden = bescherming, steun of vergeving vragen aan God, Jezus, Maria of een heilige.
  • Heilige = iemand die voor het geloof is gestorven en die na zijn/haar dood mensen hielp.
  • In veel kerken waren relikwiën (overblijfselen van heiligen) die daar werden vereerd.

    Reliekhouder met daarin een bot van een heilige. 

    Slide 5 - Diapositive

    Bedevaart
    Je kon een aflaat voor afkoop van alle zonden verdienen als je op bedevaart ging naar een heilige plek.

    Pelgrim: iemand die op bedevaart gaat.


    Slide 6 - Diapositive

    Aflaat 
    Brief die je van de paus kon kopen waarop stond dat een aantal zonden vergeven waren.
    Hierdoor verbleef je korter in het vagevuur.

    Hier verdiende de paus veel geld mee.

    Slide 7 - Diapositive

    Hoger, beter, mooier


    • Mensen wilden erg graag na hun dood in de hemel komen.
    • Om hun God te eren bouwden ze grote kerken.
    • Ook konden ze zo laten zien hoe rijk de stad was.
    • Het geld voor de bouw kwam van schenkingen van de gilden of giften van mensen.

    Slide 8 - Diapositive

    Kerkenbouw
    Na 1000 worden overal in Europa kerken gebouwd.

    Bouwstijl: Romaans

    Slide 9 - Diapositive

    Kenmerken Romaanse bouwstijl
    • kleine ramen
    • dikke muren
    • rond gewelf of koepel

    gewelf = gebogen plafond

    Slide 10 - Diapositive

    Gotische kerken
    Na 1200 nieuwe bouwstijl: Gotiek

    Kenmerken
    - grote hoge ramen
    - spitse bogen
    - glas in lood ramen

    Slide 11 - Diapositive

    Slide 12 - Diapositive

    Organisatie van
    de kerk
    Alle gelovingen van een dorp of stadswijk = parochie. Een parochie had een eigen kerk en een eigen pastoor = een priester.

    Parochies in een bepaald gebied vormen een Bisdom. Een Bisdom werd bestuurd door een Bisschop = baas over de pastoors in het Bisdom.

    Bisschoppen werden benoemd door de Paus = Hoofd van de katholieke kerk (Rome)

    Slide 13 - Diapositive


    Heksen
    • Dingen die misgingen waren vaak de schuld van mensen van wie men dacht dat ze zich bezighielden met zwarte magie.
    • Er werd gezocht naar een zondebok, iemand die je de schuld kunt geven.
    • Deze zondebokken werden vaak gevonden in mensen die andere gewoonten hebben.
    • Zo werden sommige vrouwen (én mannen) van hekserij beschuldigd.

    Slide 14 - Diapositive


    Vervolging van heksen
    • Om heksen te 'ontmaskeren' werden de meest vreselijke ondervragingen en proeven gebruikt.
    • Zo werden heksen gewogen of in het water gegooid om te kijken of ze te licht waren (en dus bleven drijven).
    • Heksen werden verbrand om er zeker van te zijn dat de duivel werd uitgedreven.
    Vermoedelijk zijn er in Europa ongeveer tussen 1450 en 1650 ongeveer 60.000 mannen en vrouwen als 'heks' terechtgesteld. Opvallend is dat de heksenvervolging eigenlijk pas aan het einde van de Middeleeuwen plaatsvond.

    Slide 15 - Diapositive

    Joden
    • In de Middeleeuwen vonden de mensen de Joden 'vreemd' en 'onbetrouwbaar'. Pogroms oftewel geweldsuitbarstingen tegen Joden.
    • Zo zouden zij het drinkwater hebben vergiftigd met de pest.
    • Joden moesten vaak in andere delen van de stad wonen (getto's), mochten geen eigen grond bezitten en ze mochten geen lid zijn van een gilde.
    • Daarom hadden ze vaak beroepen als: handelaar, bankier of juwelier.
    Als er in een middeleeuwse stad de pest uitbrak of er was een misdrijf gepleegd, dan werden de Joden vaak als schuldigen aangewezen. Het gevolg was een pogrom: een uitbarsting van Jodenhaat. De huizen van de Joden werden geplunderd en vernield. De Joden zelf werden mishandeld.

    Slide 16 - Diapositive


    Bijgeloof



    • Er gebeurden veel dingen om hen heen die zie niet begrepen: natuurrampen, hongersnoden, ziektes en overlijden.
    • De mensen vroegen hulp aan de kerk, maar die kon hen niet altijd helpen
    • Daarom waren de mensen erg bijgelovig: ze probeerden met allerlei middeltjes ervoor te zorgen dat dingen toch goed gingen.

    Slide 17 - Diapositive

    Wie is het hoofd van de katholieke kerk?
    A
    Bisschop
    B
    Paus
    C
    Kardinalen
    D
    Priester

    Slide 18 - Quiz

    Hoe noem je iemand die voor het geloof is gestorven?
    A
    Priester
    B
    Christen
    C
    Heilige
    D
    Bisschop

    Slide 19 - Quiz

    Waarom was het bouwen van kerken en kathedralen zo belangrijk voor de Middeleeuwse mens? Noem 2 redenen.

    Slide 20 - Question ouverte

    Waarom kochten veel mensen in de Middeleeuwen een aflaat bij de kerk?

    Slide 21 - Question ouverte

    Hoe noem je de geestelijke die de kerkdiensten voor de gelovigen verzorgt?
    A
    Priester
    B
    Monnik
    C
    Bisschop
    D
    Kardinaal

    Slide 22 - Quiz

    Hoe noem je een bewijs dat de kerk je zonden heeft vergeven?
    A
    een adellijke titel
    B
    reliek
    C
    oorkonde
    D
    aflaat

    Slide 23 - Quiz