7 april 2025

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute
1. Lernziele
2. Wiederholung haben & sein
3. Selbständig arbeiten
4. Lernzielcheck

 

Slide 2 - Diapositive

Die Lernziele


Je kent de werkwoorden haben en sein

Slide 3 - Diapositive

Werkwoorden - haben sein 

Slide 4 - Diapositive

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten

Slide 5 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
haben (hebben)
regel: stam + uitgang

haben
stam: -en eraf
-> hab


Slide 6 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
haben -> uitzondering
hab
hab
hab

hab
hab
hab

ha
ha





st
t




de uitgangen bij du en er, sie, es blijven hetzelfde, maar de stam verandert:
hab -> ha

Slide 7 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
haben -> uitzondering
hab
ha
ha

hab
hab
hab

Slide 8 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
sein (zijn)
'sein' is (gelukkig!) 
het enige werkwoord dat van ich tot sie/Sie helemaal onregelmatig is!

Slide 9 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
bin
bist
ist

sind
seid
sind
sein -> uitzondering

Slide 10 - Diapositive

sein (ich)
1/18
A
bin
B
bint
C
bist
D
seine

Slide 11 - Quiz

haben (ihr)
2/18
A
hat
B
habent
C
habt
D
hast

Slide 12 - Quiz

sein (du)
3/18
A
ist
B
bist
C
ist
D
binst

Slide 13 - Quiz

haben (Omar)
4/18
A
habe
B
hast
C
habt
D
hat

Slide 14 - Quiz

sein (wir)
5/18
A
sein
B
sind
C
seid
D
seind

Slide 15 - Quiz

haben (ich)
6/18
A
habe
B
hat
C
habt
D
hast

Slide 16 - Quiz

sein (die Autos)
7/18
A
sein
B
seid
C
sind
D
bist

Slide 17 - Quiz

haben (Sie)
8/18
A
hat
B
habt
C
habe
D
haben

Slide 18 - Quiz

Aufgabe: Ein Steckbrief über eine berühmte Person



Was bedeutet das?

Slide 19 - Diapositive

Opdracht:
Kies een bekende persoon (bijvoorbeeld een sporter, zanger, acteur of historisch figuur) en maak een Duitse Steckbrief (korte profielbeschrijving). Gebruik daarbij de werkwoorden haben en sein in de juiste vorm.

In je Steckbrief zet je:
  • Naam en leeftijd (z.B. Er heißt... / Sie ist ... Jahre alt.)
  • Waar hij/zij vandaan komt (z.B. Er ist aus Amerika.)
  • Wat hij/zij heeft (z.B. Er hat viel Geld / eine große Familie / Talent.)
  • Wat hij/zij is (z.B. Er ist Fußballspieler / Sie ist Schauspielerin.)
  • Wat hij/zij leuk vindt of doet (z.B. Er hat viele Fans / Sie ist sehr berühmt.)

Fertig?
Schrijf nu 3 extra zinnen over wat deze persoon heeft en is, 
of wat hij/zij doet. 
Gebruik opnieuw haben en sein.

Tipp:
z.B. Er hat ein Haus in Spanien.
Sie ist sehr sportlich.
Er ist verheiratet.

Slide 20 - Diapositive

zum Beispiel:

Name:                     
Alter:                    
Wohnort:                  
Beruf:                  
Was hat er? 
Was ist er noch? 
Lionel Messi
Er ist 37 Jahre alt.
Er ist aus Argentinien.
Er ist Fußballspieler.
Er hat viel Talent und viele Fans.
Er ist sehr berühmt.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht:
Kies een bekende persoon (bijvoorbeeld een sporter, zanger, acteur of historisch figuur) en maak een Duitse Steckbrief (korte profielbeschrijving). Gebruik daarbij de werkwoorden haben en sein in de juiste vorm.

In je Steckbrief zet je:
  • Naam en leeftijd (z.B. Er heißt... / Sie ist ... Jahre alt.)
  • Waar hij/zij vandaan komt (z.B. Er ist aus Amerika.)
  • Wat hij/zij heeft (z.B. Er hat viel Geld / eine große Familie / Talent.)
  • Wat hij/zij is (z.B. Er ist Fußballspieler / Sie ist Schauspielerin.)
  • Wat hij/zij leuk vindt of doet (z.B. Er hat viele Fans / Sie ist sehr berühmt.)

Fertig?
Schrijf nu 3 extra zinnen over wat deze persoon heeft en is, 
of wat hij/zij doet. 
Gebruik opnieuw haben en sein.

Tipp:
z.B. Er hat ein Haus in Spanien.
Sie ist sehr sportlich.
Er ist verheiratet.
timer
15:00

Slide 22 - Diapositive

Check
Wer habt ihr gewählt?
Was hast du über ihn/sie herausgefunden?

Slide 23 - Diapositive

Samenvatting
uitzonderingen:  haben & sein

haben:                                           sein:
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
bin
bist
ist

sind
seid
sind
uitleg

Slide 24 - Diapositive

Eerst goed nadenken:
Waar sta jij in de leerstof: haben en sein?
1: Ik ken het werkwoord haben
2: Ik ken het werkwoord sein
3: Ik ken de werkwoorden haben en sein
4: Ik moet haben nog extra leren
5: Ik moet sein nog extra leren
6: Ik weet niet hoe ik werkwoorden moet leren.

Slide 25 - Sondage

Tschüs!

Slide 26 - Diapositive