4k - examenvoorbereiding - allerlaatste les

Vandaag
  1. Korte herhaling van inhoud examen Nederlands 
  2. Oefenen met vragen/teksten
  3. Algemene kennisvragen
  4. Einde
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
  1. Korte herhaling van inhoud examen Nederlands 
  2. Oefenen met vragen/teksten
  3. Algemene kennisvragen
  4. Einde

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Oefenen
1. Samen hele tekst lezen.
2. Samen vraag lezen.
3. Samen alinea waar de vraag over gaat HERlezen.
4. Zelf je antwoord opschrijven/onthouden (onthoud of het antwoord 1, 2, 3 of 4 is)
5. Antwoord aanklikken in de LessonUp.
6. Bij veel fouten: bespreken.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Vraag 1:
A
antwoord 1
B
antwoord 2
C
antwoord 3
D
antwoord 4

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Vraag 2:
A
antwoord 1
B
antwoord 2
C
antwoord 3
D
antwoord 4

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Vraag 3:
A
antwoord 1
B
antwoord 2
C
antwoord 3
D
antwoord 4

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Vraag 4:
A
antwoord 1
B
antwoord 2
C
antwoord 3
D
antwoord 4

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Vraag 5:
A
antwoord 1
B
antwoord 2
C
antwoord 3
D
antwoord 4

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Vraag 6:
A
antwoord 1
B
antwoord 2
C
antwoord 3
D
antwoord 4

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Vraag 7:
A
antwoord 1
B
antwoord 2
C
antwoord 3
D
antwoord 4

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Laatste vragen
Algemene vragen voor je examen.

Slide 34 - Diapositive

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 35 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 36 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin (de kernzin)?
A
In het midden
B
Aan het begin of aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 37 - Quiz

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 38 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 39 - Quiz

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 40 - Quiz

Welk tekstdoel hoort bij een nieuwsbericht?
A
mening geven
B
informeren
C
adviseren
D
aansporen tot handelen

Slide 41 - Quiz

Wat is een anekdote?
A
de aanleiding
B
deelonderwerp
C
een vraag
D
kort, grappig verhaaltje

Slide 42 - Quiz

Wat moet je altijd zelf invullen bij een zakelijke brief?
A
de plaats
B
de aanhef
C
de datum
D
je eigen adres + betreft:

Slide 43 - Quiz

Wat staat vaak al voorgedrukt bij een brief/mail en moet je dus NIET zelf nog doen?
A
aanhef
B
onderwerp
C
afsluiting

Slide 44 - Quiz

Uit hoeveel alinea's moet elke schrijfopdracht minimaal bestaan? (dus met witregels)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 45 - Quiz

Hoeveel woorden moet je minimaal typen om punten te krijgen voor de schrijfopdracht?
A
50
B
75
C
100
D
125

Slide 46 - Quiz

Welke afsluiting voor een brief/mail is goed?
A
MVG
B
Groetjes, Chris
C
Met vriendelijke groet, Christiaan de Boer
D
met vriendelijke groet Christiaan de Boer

Slide 47 - Quiz

Hoe begin je op het examen met een mail/brief?
A
Met 'hallo' of 'geachte'
B
Met het eerste inhoudspunt (vaak jezelf voorstellen)
C
Met de datum

Slide 48 - Quiz

Bij een artikel: hoe begin je?
A
Beginnen met 'hallo lezers'
B
Met het eerste inhoudspunt, vaak jezelf voorstellen
C
Met iets wat jezelf bedenkt

Slide 49 - Quiz

Bij een artikel: hoe sluit je af?
A
Met het laatste inhoudspunt, vaak iets wat je hoopt/wilt/wenst
B
Met 'Met vriendelijke groet, .....'
C
Met iets wat jezelf bedenkt

Slide 50 - Quiz

Bij een artikel: Wat moet je niet vergeten als je de hele tekst hebt getypt?
A
Beginnen met 'hallo lezers'
B
afsluiting: 'groetjes, de schrijver'
C
Titel erboven, naam en klas eronder

Slide 51 - Quiz

Let op!
Bij een artikel moet je dus vaak beginnen met je naam: jezelf voorstellen dus.

Onderaan het artikel moet je dan nog een keer je naam/klas zetten! Dat moet dus echt 2x.
voorbeeld

Mijn naam is Thijs de Vries en ik schrijf dit artikel, omdat we in de les Nederlands een discussie hadden.
...................
...........................

Ik hoop dat jullie allemaal gaan collecteren voor de dierenbescherming.



Thijs de Vries - 4ba

Slide 52 - Diapositive

En nu?
Nu ben je klaar voor je examen :-)
Leer nog een keer de belangrijkste bladzijdes uit je geprinte boekje (zie ook: Magister - studiewijzer)

Onthoud: de antwoorden staan IN de tekst, dus als je de tekst niet leest, is dat echt OERSTOM!
Je gaat dus ECHT ALLE teksten helemaal lezen en herlezen. Nederlands is het enige vak waar je gewoon de antwoorden UIT de tekst kunt halen…

Slide 53 - Diapositive