H4.3 B1HV Schakelingen

Pak alvast:
  • Je schrift (aantekeningen) + pen 
  • Je boek
  • Laptop (inloggen bij LessonUp)
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Pak alvast:
  • Je schrift (aantekeningen) + pen 
  • Je boek
  • Laptop (inloggen bij LessonUp)

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
  1. Zelfstandig: LessonUp
  2. Zelfstandig: H4.3 Opdracht 1 t/m 11 
  3. Zelfstandig: leren                                       -Test jezelf                                                     -Diagnostische toets                                 -Samenvatting maken                             -Flitskaarten
  4. Crack The Circuit

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Vaardigheid 4 - Eenheden omrekenen

Rekenen met Ampère 
  • De eenheid van stroomsterkte is de ampère (A).
  • De stroom schrijf je op als: I = 500 A

1 A = 1000 mA (de m staat voor milli)

Denk aan: 1 m = 1000 mm 

Dus:
  •  20 A = ... mA 
  •  20 A = 20 x 1000 = 20000 mA

  • 0,001 A = ... mA
  • 0,001 A = 0,001 x 1000 =  1 mA




 

Slide 4 - Diapositive

Uitleg
  • Lees de sheets door die hierna volgen
  • Bekijk daarna de video van Meneer Wietsma 
  • Na de video volgt nog wat extra uitleg met daarna een aantal vragen. 




Slide 5 - Diapositive

Bereken:
35 mA = ... A
A
0,00035 A
B
0,035 A
C
0,350 A
D
3500 A

Slide 6 - Quiz

Bereken:
0,125 A = ... mA
A
12,5 mA
B
1,25 mA
C
125 mA
D
1250 mA

Slide 7 - Quiz

Vaardigheid 8 - Werken met een stroommeter
Een Ampèremeter aflezen
  • Op een stroommeter kan je tussen verschillende meetbereiken kiezen

Kies je voor 5: 
  • Als de meter (bijvoorbeeld) 2 aangeeft: 2 Ampère
Kies je voor 0.5:
  • Als de meter (bijvoorbeeld) 2 aangeeft: 0.2 Ampère
Kies je voor 0.05:
  • Als de meter (bijvoorbeeld) 2 aangeeft: 0.02 Ampère

Slide 8 - Diapositive

Lees de stroomsterktes af die de meter aangeeft.

A
3,7 A
B
3,5 A
C
0,035 A
D
0,37 A

Slide 9 - Quiz

Lees de stroomsterktes af die de meter aangeeft.

A
0,028 A
B
2,8 A
C
0,2 A
D
0,0028 A

Slide 10 - Quiz

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Spanning 
  • Spanning vertelt je hoeveel elektrische energie elk deeltje met zich meeneemt.
  • De eenheid van spanning in Volt (V). 




Stroomsterkte
  • Stroomsterkte geeft aan hoeveel deeltjes er in één seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen.
  • De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).


Slide 11 - Diapositive

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
Volt
B
Ohm
C
Watt
D
Ampère

Slide 12 - Quiz

Wat is de eenheid voor spanning?
A
Volt
B
Ohm
C
Watt
D
Ampère

Slide 13 - Quiz

Met welke letter geven we de stroomsterkte aan?
A
V
B
O
C
W
D
I

Slide 14 - Quiz

Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
Serieschakeling
Gemengde schakeling
Parallelschakeling

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.
In een parallelschakeling splitst de stroomsterkte zich bij een vertakking

Slide 17 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.

Slide 18 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een parallelschakeling splitst de stroomsterkte zich bij een vertakking

Slide 19 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Wat is de stroomsterkte op de punten L, K, I en G? 

Slide 20 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Hetzelfde als de tegenovergestelde punten. 

Slide 21 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Wat zou de stroomsterkte in punt E en H zijn? 

Slide 22 - Diapositive

Wat is de stroomsterkte door de punten E en H
A
4 A
B
12 A
C
6 A
D
8 A

Slide 23 - Quiz

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
De stroomsterkte op de punten E en H is I = 4 A. Dit is logisch omdat de punten E en F en G en H eigenlijk gewoon op dezelfde draad liggen. 

Slide 24 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Wat zou de stroomsterkte door de punten C en J zijn? 

Slide 25 - Diapositive

Wat is de stroomsterkte door de punten C en J?
A
4 A
B
12 A
C
6 A
D
8 A

Slide 26 - Quiz

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
De stroomsterkte door de punten C en J is I = 8 A. 
In dit geval moet je de stroomsterkte die door de lampjes 2 en 3 gaat bij elkaar optellen, oftewel: F + D = 4 +4 = 8 en dus is I = 8 A

Slide 27 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Probeer de volgende vragen ook te beantwoorden,

Slide 28 - Diapositive

Wat is de stroomsterkte in punt F?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
3 A

Slide 29 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt L?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
6 A

Slide 30 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt C?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
6 A

Slide 31 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
250 mA
B
350 mA
C
650 mA
D
450 mA

Slide 32 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
200 mA
B
350 mA
C
650 mA
D
450 mA

Slide 33 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt K?
A
400 mA
B
650 mA
C
500 mA
D
350 mA

Slide 34 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt K?
A
100 mA
B
350 mA
C
500 mA
D
200 mA

Slide 35 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
100 mA
B
250 mA
C
550 mA
D
450 mA

Slide 36 - Quiz

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als beide lampjes niet branden?

Slide 37 - Question de remorquage

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als lampje A wel brandt en lampje B niet?

Slide 38 - Question de remorquage

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als lampje B wel brandt en lampje A niet?

Slide 39 - Question de remorquage

Maak nu opdracht 1 t/m 11 van H4.3. Ga daarna verder met punt 3: leren. 
  1. Zelfstandig: LessonUp
  2. Zelfstandig: H4.3 Opdracht 1 t/m 11 
  3. Zelfstandig: leren                                       -Test jezelf                                                     -Diagnostische toets                                 -Samenvatting maken                             -Flitskaarten

Slide 40 - Diapositive

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 41 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 42 - Question ouverte

Slide 43 - Lien