Verslag Schrijven: Informeren

Verslag schrijven = informeren 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Verslag schrijven = informeren 

Slide 1 - Diapositive

Wat is een verslag?

Slide 2 - Question ouverte

Leerdoel
Begrijpen van het doel en de belangrijke elementen van een verslag.

Slide 3 - Diapositive

Hoofddoel van een verslag
Het informeren van de lezer over wat er gebeurd is.

Slide 4 - Diapositive

Een verslag =
- Informerende tekst (soms ook amuserend of betogend)
- Beschrijving van iets dat gebeurd is
- Feiten en soms ook je eigen mening
- Voorbeelden: stageverslag, wedstrijdverslag, journaal, ...

Slide 5 - Diapositive

Wat is het doel van een informerende tekst?
A
Feitelijke informatie verstrekken aan de lezer
B
Amuseren van de lezer
C
Emoties opwekken bij de lezer
D
De lezer overtuigen van een standpunt

Slide 6 - Quiz

Wat is een doel van een amuserende tekst?
A
De lezer overtuigen van een standpunt
B
Feitelijke informatie verstrekken aan de lezer
C
Emoties opwekken bij de lezer
D
Verwarren van de lezer

Slide 7 - Quiz

Wat is een doel van een betogende tekst?
A
Feitelijke informatie verstrekken aan de lezer
B
Emoties opwekken bij de lezer
C
Amuseren van de lezer
D
De lezer overtuigen van een standpunt

Slide 8 - Quiz

Wat weet je al over verslag schrijven?

Slide 9 - Carte mentale

Schrijven in de verleden tijd
- Omdat de gebeurtenis al heeft plaatsgevonden

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 13 - Question de remorquage

Is het werkwoord sterk of zwak?
kloppen
bedenken
gissen
drentelen
slapen
verhuizen
vastmaken
vertellen
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden

Slide 14 - Question de remorquage

OPDRACHT A: Lees het reisverslag
1. Lees het verslag in je groepje.
2. Bespreek de moeilijke woorden.
3. Beantwoord daarna samen de meerkeuzevragen.

Slide 15 - Diapositive

OPDRACHT B: Schrijf een kort verslag
1. Schrijf een kort verslag over een leuke gebeurtenis.
2. Gebruik werkwoorden in de verleden tijd.
3. Laat je verslag lezen door een klasgenoot en vraag feedback.
4. Verbeter je verslag.
5. Lever je verslag in bij je docent.

Slide 16 - Diapositive