Cette leçon contient 26 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Les 5: Herhaling en oefenexamen
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:
benoemen welke verschillen er zijn tussen formele en informele schrijfwijzen;
Inloggen op TOA en een oefentoets maken.
Slide 2 - Diapositive
Examenteksten schrijven
Algemeen
Korte berichten
Zakelijke brieven
Artikelen
Slide 3 - Diapositive
ONDERWERP:
Wat is het onderwerp?
Welke informatie wordt er gegeven?
Op welke manier ga je om met alle informatie?
Slide 4 - Diapositive
SCHRIJFDOELEN:
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Mening geven
Slide 5 - Diapositive
DOELGROEP:
FORMEEL
INFORMEEL
Slide 6 - Diapositive
INFORMEEL
(vrienden, familie etc.)
Schatje
Lieve
Yo coach
Thnxs
Groetjes, see you
FORMEEL
(instanties)
Geachte
Beste
Gebruik u / uw i.p.v. je of jullie
Dank u wel
Met vriendelijke groet
Slide 7 - Diapositive
Stel jezelf de vragen...
Waar gaat het over? (onderwerp)
Wat wil ik bereiken? (schrijfdoel)
Voor wie schrijf ik? (doelgroep)
Welke opbouw? (tekstsoort)
Slide 8 - Diapositive
Waar moet je nog meer opletten?
Hoofdletters: begin van de zin, namen van mensen, bedrijven, merken, instellingen
Komma's: na aanhef, na afsluiting, na plaats/voor datum, in een zin (pauze in de zin), bij een opsomming
Punten: aan het einde van een zin
Vraagteken: na een vraag
Uitroepteken:NIET GEBRUIKEN bij een zakelijke brief
Slide 9 - Diapositive
Waar moet je nog meer opletten?
Samenstellingen: Schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar (zolang het niet voor lees- of uitspraakproblemen zorgt). opzoek gaan -> op zoek gaan MBO opleiding-> mbo-opleiding politie auto-> politieauto radio omroep -> radio-omroep
Slide 10 - Diapositive
Waar moet je nog meer opletten?
Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd: stam/ stam+t/ hele werkwoord
Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden, +te/ten, +de/den
Voltooide tijd: hulpwerkwoorden, +t +d
Slide 11 - Diapositive
Waar moet je nog meer opletten?
Algemene spelling Twijfel je over een woord/weet je niet hoe je het schrijft? -> kies een ander woord met dezelfde betekenis!
Slide 12 - Diapositive
BELANGRIJK:
- Houd je aan de opdracht!
- 3 argumenten geven? -> dan geef je er 3!
- 2 redenen -> dan geef je er 2!
- Check continue of je goed bezig bent!
- Eindcontrole = alles nakijken!!
Slide 13 - Diapositive
Persoonlijke brief
- je schrijft naar een bekende
- datering
- elke aanhef is goed
- indelen in alinea's
- naam eronder
Zakelijke brief
- vaste indeling
- niet met ik beginnen
- Geachte heer, mevrouw,
- inleiding, midden, slot
- afsluiting
- handtekening en naam
Slide 14 - Diapositive
Een zakelijke e-mail leren schrijven.
Slide 15 - Diapositive
Indeling zakelijke mail
Aanhef
Inleiding
Middenstuk
Slot
Afsluiting
Geachte…… of Beste…….
Wie ben je en waarom schrijf je.
Informatie. Boodschap. Vragen. Verwijzing naar bijlagen.
Verwachting. Bedanken.
Met vriendelijke groet, Je naam
Slide 16 - Diapositive
Indeling informele brief:
Plaats en datum
Aanhef
Inleiding
Middenstuk
Slot
Afsluiting
Je naam
Slide 17 - Diapositive
Indeling zakelijke brief:
Naam en adres afzender
Plaats en datum
Naam en adres instantie/bedrijf
Onderwerp
Aanhef
Inleiding
Middenstuk
Slide 18 - Diapositive
Indeling zakelijke brief:
8. Middenstuk
9. Slot
10. Afsluiting
11. Handtekening
12. Afzender
Slide 19 - Diapositive
Zakelijke brieven of e-mail
Bereid eerst de inhoud voor met behulp van vragen (wie, wat welke informatie):
eerste alinea: aanleiding, reden of situatie beschrijven
volgende alinea's: situatie toelichten, sluit af met wat je van de ontvanger wilt.
laatste alinea: twee passende slotzinnen
Denk ook aan de vaste onderdelen van een brief/e-mail.
Slide 20 - Diapositive
Aanhef
Geachte heer, mevrouw,
Geachte mevrouw De Wit,
Geachte heer Van der Laan,
Titel
De beste snoeischaar
Mijn buitenlandstage
Het Zone college: de leukste school
Slide 21 - Diapositive
Artikelen/verslag
Elk artikel/verslag bestaat uit: inleiding, kern, slot.
Het is handig eerst een schrijfplan te maken
Tijdens het schrijfexamen heb je geen toegang tot internet; informatie haal je uit: examenopdracht, bron of bedenk je zelf.
Bedenk een passende titel en eventueel kopjes.
Schrijf onderwerp, schrijfdoel en doelgroep op.
Bepaal de deelvragen m.b.v. examenopdracht.
Bepaal de inhoud van inleiding, middenstuk en slot.