Uitleg werken met ww schema's

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

être, avoir, faire, aller

in de Présent en Passé composé

De 4 onregelmatige werkwoorden

wat doen we in klas 2?

wat de werkwoordsvervoegingen betreft

3 tijden

PRESENT, PASSE COMPOSE, IMPARFAIT

Klas 2

être + avoir

in de Présent en Passé composé

De 2 onregelmatige werkwoorden

ai      été

 

let op!

Het hulpwerkwoord is 'Avoir'!
Vergelijk met het Engels 'have been'

Je zegt dus:

ik heb geweest

être

zijn

as     été

 

a       été

 

avons été

 

avez    été

 

ont      été

 

suis

 

es

 

est

 

sommes

 

êtes

 

sont

 

ben

 

ai      eu

 

avoir

hebben

as     eu

 

a       eu

 

avons eu

 

avez    eu

 

ont      eu

 

heb gehad

De P.C. bevat dus altijd 2 woorden:
het hulpww + voltooide vorm

ai

 

as

 

a

 

avons

 

avez

 

ont

 

heb

 

ai      fait

 

Faire

doen, maken

as     fait

 

a       fait

 

avons fait

 

avez    fait

 

ont      fait

 

heb gedaan/gemaakt

fais

 

fais

 

fait

 

faisons

 

faites

font

 

doe, maak

 

FAIRE + ALLER

in de Présent en Passé composé

De 2 onregelmatige werkwoorden

suis allé

 

Aller

gaan

es allé

 

est     allé(e)

 

sommes allés

 

êtes allé(s)

 

sont   allés/allées

 

ben gegaan

vais

 

vas

 

va

 

allons

 

allez

vont

 

ga

 

HABITER (wonen)    Passé Composé

j'habite

tu habites

il, elle, on habite

nous habitons

vous habitez

ils, elles habitent

j'ai habité

tu as habité

il, elle, on a habité

nous avons habité

vous avez habité

ils, ont habité

-er

in de Passé composé

REGELMATIGE Werkwoorden met uitgang op:

Het hulpwerkwoord is altijd
óf être
óf avoir

j'ai marché

je suis resté

ik ben gebleven

ik heb gelopen

De uitgang van de voltooide vorm is altijd é wanneer het hulpww. avoir is

habiter

wonen

ai habité

as habité

a   habité

avons   habité

avez    habité

ont    habité

habite

habites

habite

habitons

habitez

habitent

wanneer het hulpww. être is komt er een :

- extra -e bij vrl. zelfst. nw. enkelv.

- extra -es bij vrl. zelfst. nw meerv.

-extra -s bij 'nous' (wij = meerv.)

- extra -s bij 'vous' (jullie = meerv.)

- extra -s bij 'ils' (zij mnl. = meerv.)

- extra -es bij 'elles'( zij vrl. = meerv.)