m1b 2.3 afronden in praktische situaties

Planning van de les

Nieuwe lesstof: afronden in praktische situaties en met geld
Theorie + vragen beantwoorden

Aan de slag 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Planning van de les

Nieuwe lesstof: afronden in praktische situaties en met geld
Theorie + vragen beantwoorden

Aan de slag 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je...


... hoe je afrondt in praktische situaties
... hoe je afrondt met geld

Slide 2 - Diapositive

Een klas heeft 29 leerlingen. De klas gaat roeien.
In 1 roeiboot kunnen maximaal 4 leerlingen.
Keven is een leerling uit deze klas.
Kevin zegt: "29:4 = 7,25, Afgerond is dat 7.
We hebben dus 7 boten nodig"

Heeft Kevin gelijk? Leg je antwoord uit!

Slide 3 - Question ouverte

Afronden in praktische situaties
Soms is het in praktische situaties niet mogelijk om getallen af te ronden zoals we eerder geleerd hebben. In het geval van de opdracht hiervoor bijvoorbeeld.
Als je 7,25 boten nodig hebt voor 29 leerlingen dan kan je dit niet afronden naar 7 boten, omdat je dan leerlingen moet achter laten. Je hebt dus 8 boten nodig.

Slide 4 - Diapositive


Je hebt €3,80 in je portemonnee. Je gaat snickers kopen in de winkel.
Eén snicker kost €1,- per stuk.
Hoeveel snickers kun je kopen van €3,80?

Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Slide 5 - Question ouverte

Je hebt 3,80 in je portemonnee. Je gaat snickers kopen in de winkel.
Eén snicker kost per stuk 1 euro. Hoeveel snickers kun je kopen?
    
3,80 : 1 = 3,8  

Je kan maar 3 snickers kopen want die andere snicker kan je niet helemaal kopen. 

Slide 6 - Diapositive

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij 
in Nederland geen 1 en 2 
centen meer, 5 cent 
hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond. 

Slide 7 - Diapositive

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij 
in Nederland geen 1 en 2 
centen meer, 5 cent 
hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond.

Slide 8 - Diapositive

Je doet boodschappen bij de Jumbo en op het scherm staat een bedrag van €27,93. Je wil contant betalen. Hoeveel reken je af?
A
€27,95
B
€27,90
C
€27,-
D
€28,-

Slide 9 - Quiz

Je haalt de volgende boodschappen:
paprika (€1,42), ui (€0,94) en kip (7,23).
Hoeveel betaal je als je contant afrekent?
Reken dit uit in je schrift!
A
€9,50
B
€9,55
C
€9,59
D
€9,60

Slide 10 - Quiz

Wat? hoofdstuk 2.3  

Bladzijde 73,74,75




Niet overleggen, geen vragen             -->
Niet overleggen, wel vragen                -->
Overleg én vragen wel toegestaan    -->

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelencheck
Aan het einde van de les weet je...


... hoe je afrondt in praktische situaties
... hoe je afrondt met geld

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk maandag 11 oktober lesuur 7


Maken:
   2.3 opgave 40, 41, 42, 43, 49 (online)
Meenemen:  opgeladen laptop, wiskundeschrift, 
werkboek en rekenmachine

Schrijf het in je plenda

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive