1e les

Welcome b1m!! :)
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welcome b1m!! :)

Slide 1 - Diapositive

How are we feeling today?

Green, yellow or red?

Slide 2 - Question ouverte

Wat gaan we doen? 
Vandaag: 

Basisfeiten over Engels 
Uitleg grammatica
Huiswerk maken


Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van de les kan ik:
- Uitleggen hoe to be werkt
- Uitleggen hoe je ik vervoegd in de Engelse taal

Slide 4 - Diapositive

How to: English for dummies

Slide 5 - Diapositive

Handige dingen om te weten
- ik is i in het Nederlands > je schrijft hem altijd met een hoofdletter dus I

Voorbeeld: 
Ik ga naar de les
I am going to class

Voorbeeld: 
Hij vroeg of ik hem wou helpen
He asked if I wanted to help him



Slide 6 - Diapositive

Handige dingen om te weten p2
Een zin in het Engels schrijf je als volgt: 

Het eerste woord begint met een hoofdletter
Aan het einde van de zin zet je een punt!

Voorbeeld: 
Hij loopt naar de koelkast.
He walks to the fridge.



Slide 7 - Diapositive

Vertaal de zin naar het Engels
Zij lopen naar school.
(lopen = walk)

Slide 8 - Question ouverte

Handige dingen om te weten p3
In het Engels gebruiken we persoonsvormen net zoals in het Nederlands
In het Nederlands zijn deze: ik, jij, hij, zij, het, u, jullie, wij, zij.

In het Engels zijn deze het volgende: 

Ik word I 
Jij wordt you
Hij wordt he
Zij wordt she
Het wordt it
Jullie/u wordt you
Zij wordt they
Wij wordt we

Slide 9 - Diapositive

hij
zij
zij
jij/jullie

u
He
She
They
You

Slide 10 - Question de remorquage

Handige dingen om te weten p4
In het Engels gebruiken we de present simple om tegenwoordige tijd aan te geven

Dit gebruik je om een feit, gewoonte of terugkerend iets aan te geven.

Voorbeeld: 
I work
You work
He/she/it works
You work
They work
We work

Bij he/she/it komt altijd een s aan het einde van het werkwoord >
De SHIT regel!!! (Bij she/he/it komt altijd een s!!)


Slide 11 - Diapositive

Uitleg to be:
To be betekent zijn.

Ik ben word I am
Jij bent wordt you are
Hij/zij/het is wordt he/she/it is
Jullie/u bent wordt you are
Zij zijn wordt they are
Wij zijn wordt we are

Je kan het ook inkorten
Dan gebeurd er het volgende: 
I + am > I'm
You + are > you're 

Je haalt de a weg en zet daar een ' neer!

Slide 12 - Diapositive

Uitleg to be:
To be kun je ook ontkennend maken. Dus dat je iets NIET! hebt gedaan.

I am not short
You are not short 
He/she/it is not short
You are not short
They are not short
We are not short 

Je kan het ook in korten!
Dan gebeurd  are + not > aren't
Je haalt de O weg!

Slide 13 - Diapositive

Ik ben is
A
He is
B
I am
C
She is

Slide 14 - Quiz

Wij zijn
A
They are
B
We zijn
C
We are

Slide 15 - Quiz

Susan is
A
He is
B
She is

Slide 16 - Quiz

Quizziz


Game code: 344141

Slide 17 - Diapositive

Aan het einde van de les kan ik:
- Uitleggen hoe to be werkt
- Uitleggen hoe je ik vervoegd in de Engelse taal

Slide 18 - Diapositive

Voor morgen: 
Huiswerk: 
Opdracht 1 en 2 van 1.5

Slide 19 - Diapositive