H2.2 De oorlog begint

2.2 De oorlog begint
H2.2A De oorlog begint

 opdrachten 1 t/m 5

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.2 De oorlog begint
H2.2A De oorlog begint

 opdrachten 1 t/m 5

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel A
Je kunt de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog noemen en beschrijven hoe een oorlog op twee fronten ontstond.
In 1914 werd Frans Ferdinand, de kroonprins van Oostenrijk- Hongarije, doodgeschoten tijdens een bezoek aan de Bosnische stad Sarajevo.
Ere ontstond een tweefronten-oorlog omdat de Duitse aanval op Frankrijk mislukte en Rusland sneller mobiliseerde dan Duitsland had verwacht (mislukking van het Von Schlieffenplan).


Slide 2 - Diapositive

Opdracht 1a
Vul de juiste namen en het juiste jaartal in.
De aanleiding van de Eerste Wereldoorlog was de moord op ............ door ................in de stad .............. in het jaar .........
  • De aanleiding van de Eerste Wereldoorlog was de moord op Franz Ferdinand door Gavrilo Princip in de stad Sarajevo in het jaar 1914.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 1b
De Eerste Wereldoorlog kende meerdere oorzaken: nationalisme, modern imperialisme, de wapenwedloop, militarisme en
bondgenootschappen. Welke van deze oorzaken past bij de moordaanslag op Frans Ferdinand? Leg je antwoord uit.
  • Nationalisme: Gavrilo Princip was een Bosnische Serviër en vond dat alle Serviërs in hetzelfde land moesten wonen.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 2a
Geef een verklaring voor het enthousiasme aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Gebruik het begrip ‘militarisme’ in je antwoord. Een deel van het antwoord is gegeven.
Europeanen waren enthousiast over de oorlog, omdat 
  • zij oorlog zagen als een goede manier om te bepalen welk land het sterkste was. 
Dat past bij militarisme.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 2b
Geef een verklaring voor het enthousiasme aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Gebruik het begrip ‘nationalisme’ in je antwoord. Formuleer nu zelf het hele antwoord.
  • Europeanen waren enthousiast over de oorlog, omdat zij hun eigen land het beste vonden en dus verwachtten de oorlog te winnen.
  • Dat past bij nationalisme.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 3
Maak de zinnen over het Von Schlieffenplan kloppend.

Het Von Schlieffenplan moest een oorlog op twee fronten / tegen Rusland voorkomen. Dat lukte uiteindelijk wel / niet. Het lukte wel / niet om Frankrijk te verslaan. Ook had Von Schlieffen
verwacht dat het Russische leger langzaam / snel gemobiliseerd zou worden. Daarin had hij gelijk / ongelijk.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 3
Maak de zinnen over het Von Schlieffenplan kloppend.

Het Von Schlieffenplan moest een oorlog op twee fronten / tegen Rusland voorkomen. Dat lukte uiteindelijk wel / niet. Het lukte wel / niet om Frankrijk te verslaan. Ook had Von Schlieffen
verwacht dat het Russische leger langzaam / snel gemobiliseerd zou worden. Daarin had hij gelijkongelijk.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 4
➔ Leg uit dat deze bron representatief is voor de houding van Europeanen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog.
  • Veel Europeanen waren enthousiast over de oorlog. De soldaten in bron 1 zijn daarover ook enthousiast. De bron is dus representatief (= vertegenwoordigd een groep).

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 5
Stel, je onderzoekt hoe Duitsers dachten over de oorlog aan het begin van de Eerste Wereldoorlog.
➔ Geef een argument waarom bron 2 bruikbaar is voor je onderzoek.
➔ Geef een argument waarom bron 2 betrouwbaar is voor je onderzoek.
Doe het zo:
De bron is bruikbaar, 

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 5
Doe het zo:
De bron is bruikbaar, omdat
  • de bron informatie geeft over hoe twee Duitse mensen dachten over het uitbreken van de oorlog.
De bron is betrouwbaar, omdat 
hij is geschreven door iemand die het begin van de oorlog meemaakte / omdat hij werd geschreven in een dagboek.
De schrijver had geen reden om daar te liegen of te overdrijven.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Huiswerk 
2.2B Miljoenen doden en gewonden
2.2C Een totale oorlog
maken opdrachten 6 t/m 16

Slide 13 - Diapositive

Leerdoel B
Je kunt drie oorzaken noemen van het hoge aantal
slachtoffers in de Eerste Wereldoorlog.
  • Aan het westfront en aan het oostfront werden massaal soldaten ingezet.
  • Er waren nieuwe wapens, zoals mitrailleurs, krachtige kanonnen en gifgas, die heel veel slachtoffers maakten.
  • Het was een wereldoorlog waarbij veel landen betrokken waren en waarbij in verschillende landen werd gevochten.

Slide 14 - Diapositive

Opdracht 6
Welke twee uitspraken zijn juist?
A Dankzij tanks en vliegtuigen kwam het westfront weer in beweging.
B De loopgravenoorlog was vooral nadelig voor Rusland.
C Duitsland had in 1914 geen koloniën.
D Loopgraven kwamen vooral voor aan het westelijke front.
E Tijdens de oorlog vochten er soldaten uit Afrika en Azië in Europa.

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 7
Leg uit waarom het zo moeilijk was om een vijandelijke loopgraaf te veroveren.
  • De soldaten die hun loopgraaf verdedigden, waren in het voordeel. Ze konden vanuit een beschutte positie op de vijand schieten. Daardoor werd een aanval meestal afgeslagen.

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 8a
Gebruik bron 4. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen veel slachtoffers onder soldaten, maar ook onder burgers. Welke verklaring zie je daarvoor in de bron?
  • Bron 4 toont een stad die helemaal verwoest is. De kans is groot dat bij zulke verwoestingen ook burgers om het leven komen.

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 8b
Gebruik bron 5. In de bron zie je twee kenmerken van de manier waarop tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gevochten. Welke twee?
– Het was een loopgravenoorlog: 
  • de foto toont een loopgraaf.
– Landen van over de hele wereld vochten mee: 
  • de foto toont Afrikaanse soldaten.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 9
Onder het kopje ‘Veel slachtoffers’ staan de drie oorzaken voor het hoge aantal slachtoffers nog eens op een rijtje.
Trek een pijl van iedere oorzaak naar de alinea in tekst 2B waar deze oorzaak wordt uitgelegd.
Let op: bij één oorzaak moet je naar twee alinea’s verwijzen.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 10
Veel landen vochten mee in de Eerste Wereldoorlog. Dit was een gevolg van bondgenootschappen en koloniën.
➔ Leg dit uit. Doe dat door in enkele zinnen de betekenis van de twee begrippen in een juiste historische samenhang te plaatsen.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 10
Europese landen hadden bondgenootschappen. Als twee
landen in oorlog raakten, raakten veel Europese landen erbij betrokken, omdat zij hun bondgenoten moesten steunen. Deze Europese landen hadden bovendien vaak koloniën, waardoor gebieden over de hele wereld bij de oorlog betrokken raakten.

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 11
Leg uit dat de Eerste Wereldoorlog voor Duitsland anders liep dan gepland. Gebruik daarbij de begrippen Von Schlieffenplan en loopgraven in een juiste historische samenhang.
Doe het zo:
De oorlog liep anders dan gepland, want volgens het Von Schlieffenplan moest
  • Duitsland Frankrijk snel verslaan (6 weken). Maar het front in het westen kwam helemaal tot stilstand, in Belgie en Noord-Frankrijk en soldaten moesten zich ingraven in loopgraven.

Slide 22 - Diapositive

Leerdoel C
Je kunt met behulp van politieke, economische en culturele voorbeelden uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog een totale oorlog was.
Politiek: Regeringen maken gebruik van propaganda en censuur waardoor de informatie die burgers krijgen eenzijdig en vaak onbetrouwbaar was.
Economisch: Fabrieken moesten overschakelen op de productie van allerlei goederen die nodig waren voor de oorlog. Vrouwen namen het werk van mannen over.
Cultureel: Kunstvormen werden ingezet om de oorlog te verheerlijken. Denk daarbij aan films, posters, monumenten, grafmonumenten e.d.

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 12a
Leg het verschil uit tussen een wereldoorlog en een totale oorlog. Maak hiervoor de zinnen af.
– Een wereldoorlog is een oorlog waarbij 
  • veel landen van over de hele wereld meevechten. Er wordt ook gevochten in andere werelddelen (dan Europa).
– Een totale oorlog is een oorlog waarbij 
  • de hele samenleving (ook burgers) wordt getroffen door de oorlog of ingezet om te winnen.

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 12b
Gebruik bron 6. Geef twee redenen waarom de situatie op de foto kenmerkend is voor de economie tijdens de Eerste Wereldoorlog.
  • Er worden in de fabriek wapens gemaakt om te gebruiken in de oorlog.
  • Er werken vrouwen, omdat de meeste mannen vechten aan het front.

Slide 25 - Diapositive

Opdracht 13a
Zet het begrip achter de juiste zin. Kies uit:
censuur • propaganda.
De overheid houdt negatieve berichten van anderen tegen:
  • Censuur
– De overheid verspreidt zelf positieve berichten over de oorlog:
  • Propaganda

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 13b
Gebruik de leertekst van hoofdstuk 1.
Vul in elke zin het juiste begrip in. Kies uit: emancipatie • klassieke grondrechten.
– Door censuur is er geen vrijheid van drukpers.
  • Dat is in strijd met de klassieke grondrechten.
– Tijdens de oorlog werd bepaald werk voor het eerst door vrouwen gedaan. 
  • Dat is een voorbeeld van emancipatie.

Slide 27 - Diapositive

Opdracht 14
Vul de juiste woorden in. Kies uit: culturele • economische • politieke.
– De overheid probeerde de denkbeelden van mensen te veranderen. Dit was een ................ en ..................verandering.
  • Dit was een culturele en politieke verandering.
– Fabrieken moesten goederen produceren voor de oorlog. Dit was een ......... verandering.
  • Dit was een economische verandering.

Slide 28 - Diapositive

Opdracht 15
Welk vijandbeeld zie je in deze propagandaposter?
A De Britten zijn overlopers, want hun soldaten vragen bij Duitsers om hulp.
B De Britten zijn zwak, want hun soldaten raken snel gewond.
C De Duitsers zijn dom, want hun verpleegkundigen snappen niet wat ze moeten doen.
D De Duitsers zijn gemeen, want hun verpleegkundigen zorgen niet voor de gewonden.

Slide 29 - Diapositive

Opdracht 16
Een historicus zegt: ‘Deze bron is propaganda van de geallieerden.’
➔ Geef een argument waarom deze historicus ongelijk heeft.
Doe het zoDe historicus heeft ongelijk, omdat
  • Hall de gruwelijkheid van de oorlog beschrijft, wat slecht was voor het vertrouwen van soldaten in een goede afloop. Dat was niet in het belang van de geallieerden.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Huiswerk
2.3 Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog
lezen blz. 58 t/m 61
maken opdrachten 1 t/m 9

Slide 32 - Diapositive