Present Perfect and Future recap

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

At the end of this lesson...
... you will have practised the Present Perfect one more time.
... you will have made notes (or reviewed them)
... you will have practised the Future

Slide 2 - Diapositive

Present Perfect

Slide 3 - Diapositive

Word web time!
  • Er volgt zo een woordeweb.
  • Je moet twee vragen beantwoorden:
    1. Hoe maak je de Present Perfect (de vorm)?
    2. Wat is de reden waarvoor je de Present Perfect gebruikt?

Slide 4 - Diapositive

Present Perfect
Hoe maak je het en waarvoor
gebruik je het?

Slide 5 - Carte mentale

Present Perfect
  • Have / has + voltooid deelwoord (=pag. 161 3e rijtje of werkw.+ed)
  • Je gebruikt het om te zeggen dat iets in het verleden begonnen is en nu nog te merken of aan de gang is.
    Of om te praten over ervaringen tot nu toe

Voorbeeld:
I have lived in London since 2014 (Ben er toen gaan wonen en woon er nu nog.

Slide 6 - Diapositive

Welke stappen neem je?
  • Er volgen zo een aantal stappen.
  • Deze stappen staan door elkaar.
  • Jij moet ze in de juiste volgorde zetten.

Slide 7 - Diapositive

Schrijf naast je opdracht have/has + voltooid deelwoord.
Kijk in de zin of je have of has moet gebruiken. Schrijf deze alvast op.
Bedenk of het werkwoord in het 3e rijtje op pagina 161 staat (onreg. werkw.) Zo ja, schrijf deze op. 
Zo nee, gebruik dan werkwoord + ed.

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

Fill in the correct form:
I ________ (visit) Spain many times.

Slide 10 - Question ouverte

Fill in the correct form:
Mum and dad ________ (live) in this house for 20 years now.

Slide 11 - Question ouverte

Fill in the correct form:
Susan ________ (lose) her wallet this morning and is searching all day.

Slide 12 - Question ouverte

Fill in the correct form:
Steven ________ (play) soccer since he was 3 years old.

Slide 13 - Question ouverte

Future
am/is/are + (not) going to + werkwoord
I am going to tell you about the future.

will + werkwoord
You will understand the future in a few minutes.

Slide 14 - Diapositive

Short quiz
Jullie zien een reden voorbij komen waarbij je de future gebruikt. Geef aan of je will of am/is/are going to gebruikt.

Slide 15 - Diapositive

Iets aan te bieden
A
Will
B
Am/is/are going to

Slide 16 - Quiz

Beloftes
A
Will
B
Am/is/are going to

Slide 17 - Quiz

Toekomstig plan
A
Will
B
Am/is/are going to

Slide 18 - Quiz

Aankondiging
A
Will
B
Am/is/are going to

Slide 19 - Quiz

Voorspelling MET bewijs
A
Will
B
Am/is/are going to

Slide 20 - Quiz

Voorspelling ZONDER bewijs
A
Will
B
Am/is/are going to

Slide 21 - Quiz

Besluiten
A
Will
B
Am/is/are going to

Slide 22 - Quiz

Will + werkwoord
  • iets aan te bieden
  • beloftes
  • aankondigingen
  • besluiten
  • voorspellingen ZONDER bewijs.
Bij vragen met I en we gebruiken we shall ipv will
Am/is/are + going to + werkw.
  • toekomstig plan
  • voorspellingen MET bewijs.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Fill in the correct form:
Look at those clouds! It ________ (rain) soon

Slide 25 - Question ouverte

Fill in the correct form:
I ________ (help) you with your homework, I promise.

Slide 26 - Question ouverte

Fill in the correct form:
We ________ (go) to New York next weekend.

Slide 27 - Question ouverte

Fill in the correct form:
________ I get you a cup of coffee?

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive