Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Proeftoets Pluriforme samenleving
Slide 1 - Diapositive
Wat bedoelen we met de dominante cultuur?
A
De cultuur van de oudere generatie
B
De subculturen die naast elkaar leven.
C
De cultuur van de meeste mensen in een land.
D
De cultuur van jongeren.
Slide 2 - Quiz
Met subcultuur bedoelen we cultuur die:
A
van een kleine groep mensen binnen de samenleving is.
B
hoort bij de grootste groep in de samenleving.
C
alleen populair is bij jongeren.
D
afgeleid is van de dominante cultuur.
Slide 3 - Quiz
Nederlanders van Egyptische afkomst zijn in ons land een:
A
dominante cultuur.
B
jongerencultuur.
C
etnische subcultuur.
D
subcultuur op basis van het geloof.
Slide 4 - Quiz
Met een pluriforme samenleving wordt een samenleving bedoeld waarin naast de oorspronkelijke bewoners ook mensen wonen van of uit verschillende:
A
etnische achtergronden met verschillende gewoonten.
B
landen die toegelaten zijn als politieke vluchtelingen.
C
landen uit Europa en de Verenigde Staten.
D
leeftijden.
Slide 5 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een vooroordeel?
A
Je weet dat een buurjongen wel eens iets gestolen heeft.
B
Je vindt het goed dat je buurjongen keiharde muziek draait.
C
Je zegt dat je ouders jou té strenge regels opleggen.
D
Je denkt dat je neef wel eens stiekem blowt omdat hij altijd een hoodie draagt.
Slide 6 - Quiz
Je bent tolerant als je:
A
Je het altijd met de waarden en normen van anderen eens bent.
B
snel de waarden en normen van anderen overneemt.
C
het geen probleem vindt dat mensen andere normen en waarden hebben dan jij.
D
argumenten hebt om anderen van jouw normen en waarden te overtuigen.
Slide 7 - Quiz
In welke van de volgende situaties is er sprake van discriminatie?
A
De nieuwste clip van Rihanna is alleen voor kijkers van 18 jaar en ouder.
B
Voor de rol van Armin van Buuren in een film worden alleen blanke mannen opgeroepen.
C
Hun achternaam bepaalt welke sollicitanten een bedrijf uitnodigt voor een gesprek.
D
Vrouwen hebben vaker een parttime baan dan mannen.
Slide 8 - Quiz
Wie emigreren uit hun land vanwege de veiligheid?
A
Een vluchteling.
B
Iemand die vanwege gezinshereniging zijn land verlaat.
C
Iemand die door gezinsvorming naar Nederland komt.
D
Een arbeidsmigrant.
Slide 9 - Quiz
Een asielzoeker heeft in Nederland een verblijfsvergunning gekregen. Na vijf jaar laat hij zijn vrouw en twee kinderen uit Sudan overkomen. Hier is sprake van:
A
Gezinshereniging
B
Asiel
C
Gezinsvorming
D
Arbeidsmigratie
Slide 10 - Quiz
Wie kwamen er in de jaren 60 van de vorige eeuw vooral naar Nederland?
A
Irakezen omdat ze op de vlucht waren voor een oorlog in hun eigen land.
B
Asielzoekers uit Duitsland en België.
C
Turken en Marokkanen die op zoek waren naar werk.
D
Surinamers die een Nederlands paspoort hadden gekregen.
Slide 11 - Quiz
Er is sprake van …………….. als een nieuwkomer sommige Nederlandse gewoonten overneemt. Welk woord is weggelaten?
A
integratie.
B
discriminatie.
C
segregatie.
D
spanningen.
Slide 12 - Quiz
Ali Yildirim wordt lid van de Turkse voetbalclub Türkiyemspor in Amsterdam. Hij spreekt een paar woorden Nederlands en heeft alleen Turkse vrienden en kennissen. Dit is een voorbeeld van:
A
discriminatie.
B
integratie.
C
segregatie.
D
wederzijdse aanpassing.
Slide 13 - Quiz
Z’n vader was arbeidsmigrant, maar Driss is in Maastricht geboren. “Ik ga een paar keer per week naar de moskee, maar ik vier ook carnaval met m’n vrienden.” Van welke vorm van aanpassen is hier sprake?
A
integratie
B
discriminatie
C
segretatie
D
assimilatie
Slide 14 - Quiz
Norah is in Nederland geboren. Haar ouders zijn allebei in Marokko geboren. Norah:
A
heeft een migratie-achtergrond.
B
heeft een verblijfsvergunning.
C
Is een vluchteling
D
Is een migrant
Slide 15 - Quiz
Wat is fundamentalisme in het geloof?
A
Het letterlijk nemen van de tekst van de heilige boeken.
B
Het geloof vertalen naar de huidige, moderne tijd.
C
Het aanpassen van het geloof aan de grondwet.
D
Het overnemen van delen van andere godsdiensten.
Slide 16 - Quiz
In een collectivistische samenleving:
A
vinden mensen het belangrijk om hun eigen keuzes te maken.
B
deel je alle bezittingen samen met anderen.
C
denk je meer vanuit het belang van jouw familie dan vanuit je eigen belang.
D
speelt de overheid een grote rol.
Slide 17 - Quiz
We noemen de Nederlandse dominante cultuur individualistisch. Wat bedoelen we daarmee?
A
Dat familiebanden erg belangrijk gevonden worden.
B
Dat de overheid bijna geen rol speelt in de samenleving.
C
Dat er weinig tot geen subculturen bestaan.
D
Dat de nadruk ligt op individuele vrijheid en persoonlijke ontwikkeling.
Slide 18 - Quiz
Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype? 1. “Esther kan goed leren, want haar vader is arts.” 2. “Limburgers kun je niet verstaan.”
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype.
B
1 en 2 zijn vooroordelen.
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel.
D
1 en 2 zijn stereotypen.
Slide 19 - Quiz
Welke uitspraken zijn juist? 1. Je bent pas tolerant als je alles accepteert wat anderen doen of vinden. 2. Respect betekent dat anderen het met jouw normen en waarden eens zijn.