toetsvoorbereiding A-toets Epistula 28 Seneca

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

brief 28 vanaf paragraaf 5 blz. 72

welke tijden zijn liqueret, en admirareris

1. con. imperf. in de irrealis van het verleden
2. con. plsq.perf.in de irrealis van het heden
3. con. praesens in hoofd- en bij zin
4. con. perf. in hoofd- en bijzin

wat wordt bedoeld met quod (rel.aansluiting)

1. het reizen
2. dat de hele wereld je vaderland is
3. dat hij depressief is
4. dat hij niet moet reizen

Zou een volleerde Stoicijn zich goed kunnen voelen op het forum? Leg je antwoord uit.

Met welk Latijns tekstelement wordt in de vergelijking in regel 76/77 een sapiens aangeduid?

Hoe wordt in regel 76 nogmaals plekken zoals het forum aangeduid?Noteer het tekstelement

welke stijlfiguur is parum salubria

1. antithese
2. assonantie
3. anafoor
4. litotes

Met welk Latijns tekstelement wordt in de vergelijking in regel 76/77 een proficiens aangeduid?

1. bonae menti
2. bonae menti necdum adhuc perfectae
3. menti
4. bonae menti necdum adhuc perfectae et convalescenti

wat bedoelt Seneca met mensen qui in medios fluctus eunt

vraag 7.10 (boekje) Wat is het antwoord?

servitus una est: wat bedoelt Seneca?

si prius portorium solvero

Seneca maakt duidelijk een einde aan de brief. Hij heeft zich aangewend elke brief te besluiten met een citaat dat hem aanstaat, van wie dan ook. Hij beschouwt dat citaat, plus uitleg natuurlijk, als een toegift en heeft er elke keer een andere naam voor. Elke keer dus een kleine METAFOOR. In deze epistula 28 noemt hij het havengeld, tolgeld oftewel portorium

Epicurus

Epicurus was de grondlegger van het epicurisme - ook een 'hoe bereik ik geluk' filosoof. Hij dacht dat alles toevallig gebeurde. De mens moet hiermee dus zien om te gaan en idealiter een toestand van onverstoorbaarheid zien te scheppen. Alles moet in balans zijn, geen pieken en dalen. Hoewel Epicurus betoogde langdurig genot na te streven (alles in balans om op de lange termijn gelukkig te zijn), wordt het vaak geïnterpreteerd als kortstondige momenten van genieten nastreven. 

hanc qui contempsit in quantalibet... liber est: wie is die qui en waarop slaat hanc?

initium est saltis notitia peccati: wat voor praesens is: est

1. praesens historicum
2. praesens in de directe rede
3. praesens in algemene waarheden
4. gewoon praesens

zeg in eigen woorden: nam qui peccare se nescit corrigi non vult

regel 88 tu existimas aliquid de remedio..... numerant? Wat is het antwoord op deze tretorische vraag?

Ik vind van mezelf dat ik veel te veel geld uitgeef. Wat zou ik tegen mezelf zeggen in de rol van iudex? en wat in de rol van deprecator?