3HV week 39

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Leg op tafel

- Tekstboek

- Werkboek

- schrift aantekeningen/ opdrachten

- schrift FIP

- etui 

Check-in

1. Spullen in orde: OUI - NON

2. Comment ça va?

Le programme

En classe:                             - herhalen

                                                   - instructie

Zelfstandig of samen:    - opdrachten maken (studiewijzer)

                                                   - nakijken

                                                   - leren voor de proef

Les objectifs

Aan het eind van deze les:

- Kun je de verleden tijd maken in het Frans

- Heb je geleerd hoe je 2 dingen met elkaar kunt vergelijken

- Ken je de verschillende aanwijzende voornaamwoorden

- Ben je beter voorbereid op je eerste Proef

- Staan er 5 nieuwe woorden in je FIP schrift

 

onderwerp	stam	uitgang	vertaling
je/j'	habit	ais	ik woonde
tu	habit	ais	jij woonde
il/elle	habit	ait	hij/zij woonde
nous	habit	ions	wij woonden
vous	habit	iez	jullie woonden/u woonde
ils/elles	habit	aient	zij woonden

werkwoord	nous-vorm présent	stam imparfait
parler	nous parlons	parl
finir	nous finissons	finiss
avoir	nous avons	av
être	-	ét
faire	nous faisons	fais
aller	nous allons	all
vouloir	nous voulons	voul
pouvoir	nous pouvons	pouv

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.

avait

parlais

habitions

faisaient

étais

achetiez

tu

nous

ils

vous

il

je

Goed vervoegd?
j'avais

1. 
2. 

Goed vervoegd?
vous étions

1. 
2. 

Goed vervoegd?
ils parlaient

1. 
2. 

Goed vervoegd?
elle allais

1. 
2. 

de trappen van vergelijking

om dingen/mensen met elkaar te vergelijken 

gebruik je de trappen van vergelijking

Nummer 1 is groot, nummer 2 is groter, nummer 3 is het grootst

Paul heeft geld. Jean heeft meer geld. Luc heeft het meeste geld

Hoe doe je dat in het Frans?

le positif= de stellende trap:

je gebruikt het bijvoeglijk naamwoord

encore 2 exemples:

Aanwijzend voornaamwoord

Les déterminants démonstratifs

Check nu je studiewijzer
Mijn doel voor vandaag:

Au travail!

Denk aan je doel

Zelfstandig of samen:    - opdrachten maken (studiewijzer)

                                                   - nakijken

                                                   - leren voor de proef

Les objectifs

Aan het eind van deze les:

- Kun je de verleden tijd maken in het Frans

- Heb je geleerd hoe je 2 dingen met elkaar kunt vergelijken

- Ken je de verschillende aanwijzende voornaamwoorden

- Ben je beter voorbereid op je eerste Proef

- Staan er 5 nieuwe woorden in je FIP schrift

 

Je suis content(e)!
Ik heb mijn doel gehaald

😒🙁😐🙂😃

Tips & tops

- Welke tip & top geef je jezelf?

- Welke tip & top heb je voor de docent?