Interview

Het interview
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Het interview

Slide 1 - Diapositive

Dit is een les uit een reeks lessen Nederlands voor leerjaar 1 vmbo.
Veel plezier met deze les!
Doelen voor deze module
  • Je weet wat een interview is.
  • Je weet wat open en gesloten vragen zijn.
  • Je kunt open en gesloten vragen stellen.
  • Je kunt een interview voorbereiden.
  • Je kunt uitleggen wat 'doorvragen' betekent.
  • Je kunt een interview afnemen en uitwerken.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen voor deze les
  • Je weet wat een interview is.
  • Je weet wat open en gesloten vragen zijn.
  • Je kunt open en gesloten vragen stellen.
  • Je kunt uitleggen wat 'doorvragen' betekent.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk jij aan bij het woord interview?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht
Geen ja, geen nee
timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Interview?
  • Een interview kan op beeld (tv), geluid (radio) of geschreven zijn.
  • Het doel is: iets te weten komen van de geïnterviewde.
  • Het verschilt per onderwerp welke mensen interessant zijn om te interviewen.

Slide 6 - Diapositive

In het landelijke nieuws komen bijvoorbeeld vaak interviews voor met belangrijke personen uit de politiek of de film- en muziekwereld.
In het regionale nieuws  zou je bijvoorbeeld een interview met de trainer van een grote voetbalploeg tegen kunnen komen en in het lokale nieuws  een interview  met de burgemeester.
Hyperlokaal kun je denken aan een interview met de directeur van jullie school.
Soorten vragen
Er zijn twee soorten vragen: gesloten en open vragen.
  1. Gesloten vragen kun je beantwoorden met een kort antwoord, zoals 'ja' of 'nee'.
  2. Open vragen geven vaak een langer antwoord en werken daarom goed om een gesprek op gang te brengen.

Slide 7 - Diapositive

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Kijkopdracht

a) Turf het aantal open vragen in het fragment.
b) Turf ook het aantal gesloten vragen.
c) Welke verschillen merk je aan de antwoorden ?
Wat voor antwoorden leveren gesloten vragen vaak op?
Hoe verschilt dit van de antwoorden op open vragen?

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zouden journalisten vaker open vragen gebruiken dan gesloten vragen?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een vraag open maken

Je kunt van gesloten vragen ook open vragen maken, kijk maar:

Gesloten vraag: 
Gaat het goed met u?

Open vraag:
Hoe gaat het met u?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Hebben jullie gezien wat er gebeurd is?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Bent u blij met uw baan?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Doorvragen
  • Na een antwoord kun je even nadenken en doorvragen.
  • Dat betekent dat je met een nieuwe vraag ingaat op het antwoord van de geïnterviewde.
  • Je vraagt door wanneer je het gevoel hebt dat de geïnterviewde nog niet voldoende antwoord heeft gegeven.

antwoord heeft gegeven.

Slide 15 - Diapositive

Bijvoorbeeld:

Interviewer: “Vindt u uw werk als leraar leuk?”
Leraar: “Ja.”
Interviewer: “Wat vindt u er zo leuk aan?”
Leraar: “Ik vind het heel leuk om met kinderen te werken.”
Interviewer: “Wat vindt u daar leuk aan?”
Leraar: “Kinderen hebben zo’n frisse kijk op de wereld, daar word ik vrolijk van. Wij volwassenen zitten soms nog zo vastgeroest in onze eigen denkbeelden. Door te werken met kinderen kom ik daar een beetje los van.”

Slide 16 - Vidéo

Een voorbeeld van hoe het niet moet:

Heel veel vragen, veel daarvan ook gesloten, in een keer stellen.
Hoe bereid je een interview voor?
  • Maak voor jezelf een vragenlijst met de belangrijkste vragen.
  • Durf ook van je vragenlijstje af te wijken: luister goed naar de geïnterviewde en vraag door wanneer dat nodig is.
  • Schrijf in steekwoorden mee of neem het gesprek op met je mobiel.
  • Voor je weggaat: vraag na of je de naam van de geïnterviewde goed hebt gespeld.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De opdracht
 Je maakt vragen voor een interview (vooral open vragen)
 Wat wil je zoal te weten komen? Om welk beroep gaat het, wat houden de werkzaamheden in, welke vooropleiding heeft de geïnterviewde gedaan en was die opleiding nodig om het beroep uit te kunnen oefenen, hoe beoordeelt de geïnterviewde zijn/haar beroep, wat voor middelen/attributen zijn er nodig om het beroep te kunnen uitoefenen, wat zijn de eventuele toekomstmogelijkheden, hoe gaat het nu in de coronatijd……..?
 Je spreekt een moment met je vader, moeder of verzorger af om hem/haar te interviewen.
 Werk het interview uit zodat je het aan de klas kunt presenteren.
 Je mag een PowerPoint of ander beeldmateriaal gebruiken (eventueel ook een attribuut).
 Oefen thuis een paar keer en schrijf eventueel steekwoorden op.
 Je doet de spreekbeurt zoveel mogelijk uit je hoofd te doen.
 Je let op je houding, uitspraak, spreektempo, taalgebruik.
 Na afloop mogen je klasgenoten nog vragen stellen die je dan kunt beantwoorden.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesafsluiting
Heb je de volgende lesdoelen behaald?
  • Je weet wat een interview is.
  • Je weet wat open en gesloten vragen zijn. 
  • Je kunt open en gesloten vragen stellen.
  • Je kunt uitleggen wat 'doorvragen' betekent.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesafsluiting
Wat ging goed deze les?
Wat kan nog een beetje beter?

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesafsluiting
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat vond je minder prettig?

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions