4.3 Problemen met fossiel

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

4.3 Problemen met fossiel

   Energie in Nederland

4.3 Problemen met fossiel

   Energie in Nederland

Welkom! 

Pak alvast je spullen.

H4: Energie in Nederland

§3: Problemen met fossiel

Wat gaan we doen?

• Herhaling 4.1 en 4.2
• Zelfstandig lezen §3
• Opdrachten maken

Leerdoelen

• Je kunt uitleggen welke nadelen het winnen en verbranden van fossiele brandstoffen heeft.

Wat is het verschil tussen hernieuwbaar en uitputbare energiebronnen?

Hoe ontstaat steenkool? Sleep de zinnen naar de blokken in juiste volgorde

1

2

3

4

Bruinkool verandert in steenkool

Planten komen onder water terecht

Onder druk verandert veen in bruinkool

Er ontstaat veen

Aardolie ontstaat uit algen, bacteriën en plankton.

1. Juist
2. Onjuist

Aardgas bestaat uit algen, bacteriën en resten van planten en bomen.

1. Juist
2. Onjuist

Problemen met fossiel

Gebruik van fossiele brandstoffen heeft nadelen:

• Onzekere voorraden

• Vervuiling en klimaatverandering

Onzekere voorraden

Lastig te voorspellen wanneer fossiele brandstoffen op zijn.

Er worden nog steeds nieuwe voorraden gevonden.

Er zijn nog voorraden die moeilijk winbaar zijn.

Vervuiling en klimaatverandering

Winning, transport en gebruik van fossiele brandstoffen zorgt voor vervuiling en klimaatverandering.

Olierampen.

Toename CO2 in de atmosfeer leidt tot temperatuurstijging op aarde.

...met alle gevolgen van dien...

Het broeikaseffect is.....

1. goed
2. fout

Broeikaseffect + versterkte broeikaseffect

Het normale broeikaseffect hebben wij nodig om te leven.

Zonder het broeikaseffect zou het op aarde zo'n - 18C zijn.

Normaal broeikaseffect:                                       Versterkte broeikaseffect:

natuurlijk broeikaseffect

versterkt broeikaseffect

Aan de slag...

Lezen paragraaf 4.3

Aan de slag met opdracht 1 t/m 5 van 4.3.

Aan de slag...

Opdracht 1 t/m 5 maken van paragraaf 4.3

Alleen óf met degene die naast je zit

In je werkboek/laptop

Tot het einde van deze les.

nakijken, begrippen, samenvatting, woordweb enz.

Wat?

Wie?

Hoe?

Tijd:

Klaar?