SO Kapitel 10

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

SO KAPITEL 10

1. Woorden (concentreer je op NL - DE)

meervoudsvorm van de woorden!

2. Werkwoorden via de regelfeesttenten kunnen vervoegen!

3. Hulpwerkwoorden kunnen vervoegen ''haben und sein''

4. Signaalwoorden

5. Modalverben

https:

https:

https:

Proefwerk Lesstof

1. Lernecke Kapitel 10

2. Plauderecke Kapitel 10

3. Landeskunde Kapitel 10

4. Kapitel 7 Woordenlijst A en Kapitel 8 woordenlijst B 

Let op!

Tekstboek C

Kapitel 7 woordenlijst A Alleen Duits - Nederlands leren

Kapitel 8 Woordenlijst B Alleen Duits - Nederlands leren

Grammatik: geslachten

Lidwoorden

Der = biologisch mannelijk: der Vater, der Junge, der Opa, Der Artz.

Die = Biologisch vrouwelijk: die Mutter, die Lehrerin, die Rose, die Bäckerei, Die Meinung, die Freundschaft.

Dus woorden die eindigen op -ei, -e, - ung, - schaft

Grammatik: geslachten

Das:  Nederlandse ''het'' woorden, dus het huis wordt das haus.

Die meervoud: die Frauen, die Menschen, die Straßen 

 Grammatik: werkwoorden op -s, -z, -ß, -d of -t

Bijv: heißen + reisen

du reist (GEEN DUBBEL S)

du heißt (Geen heißst!!!)

Bijv: antworten + arbeiten

wanneer de stam eindigt op een -t krijgt de stam een -e

du arbeitest

ihr arbeitet

 Grammatik: werkwoorden op -s, -z, -ß, -d of -t

Bijv: heißen + reisen

du reist (GEEN DUBBEL S)

du heißt (Geen heißst!!!)

Bijv: antworten + arbeiten

wanneer de stam eindigt op een -t krijgt de stam een -e

du arbeitest

ihr arbeitet

- Klaar? Trabitour H1 + H2 + H5 +H6 +H7

Deze les afmaken:

H1 + H2 + H5 +H6 +H7

Was machen wir jetzt?

Modalverben: dürfen, können, mögen, müssen, wollen, wissen

elk werkwoord 5x opschrijven. 

Klaar? bij mij inleveren.

-  Modalverben opdrachten maken: http://www.talenwijzer.com/modalverben.html

- Klaar? Trabitour H1 + H2 + H5 +H6 +H7

Werkwoorden

du....

1. arbeitet
2. arbeitest
3. arbeit
4. arbeitst

Ihr..

1. heißt
2. heißst
3. heißzt

Zinnen vertalen

Vertaal: wir mieten die Wohnung

Das Haus im Zentrum ist eine Villa

Das Moped

1. de trein
2. de scooter
3. de auto
4. de brommer

vertaal: de bocht

1. der Zug
2. der Bahnübergang
3. Der Bahnhof

1. die Kreuzung
2. die Strecke
3. Die Werkstatt
4. der Kreisverkehr

Meinung

1. der
2. die
3. das

Männer

1. die
2. der
3. das

Nase

1. der
2. die
3. das

Tier

1. der
2. die
3. das

vertaal: die Nachbarn ziehen um

vertaal: Die Wohnung ist im Zentrum

vertaal: das Tier ist krank

Plauderecke 

Zug - ich - verpasst - den - haben -

hier - geradeaus - Sie - müssen -

sein - Warum - spät - du - so - ?

Wort Placement

Groepje van 4 schrijf je

25 woorden per persoon op. Eerst uit je hoofd en dan pak je je boek erbij.
Gebruik ook hoofdstuk 7 + 8

Schrijf 5 woorden op die volgens jullie samen het belangrijkst zijn. 

Kapitel 10 - 2a

Was machen wir heute?

- Hausaufgaben kontrolieren

- Trabitour H1 + H2 + H5 +H6 +H7 (afmaken)

Deze les maak je:

Trabitour H1 + H2 + H5 +H6 +H7 (afmaken)

NIET AF: 9e uur bij mij afmaken. 

Woordjes leren

Open de mail die ik naar je gestuurd heb! 

Wort Placement

Groepje van 4 schrijf je

25 woorden per persoon op. Eerst uit je hoofd en dan pak je je boek erbij.
Gebruik ook hoofdstuk 7 + 8

Schrijf 5 woorden op die volgens jullie samen het belangrijkst zijn. 

Kapitel 10 - 2c

Was machen wir heute?

- Trabitour H1 + H2 + H5 +H6 +H7 (afmaken)

NIET AF: 9e uur bij mij afmaken. 

- Kijk -en luisteropdracht maken.

Fertig? Op de mail die ik je hebt gestuurd en leer de woordjes.