Start familia & día de muertos

Tema 2: la familia
leerdoelen periode 2:
- ik kan mijn familieleden beschrijven
- ik kan zelf Spaanse zinnen maken door werkwoorden te vervoegen
- ik kan vertellen hoe iemand eruit ziet (uiterlijk + kleding)
- ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord in het Spaans moet gebruiken
- ik ken de getallen t/m 100 in het Spaans
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Tema 2: la familia
leerdoelen periode 2:
- ik kan mijn familieleden beschrijven
- ik kan zelf Spaanse zinnen maken door werkwoorden te vervoegen
- ik kan vertellen hoe iemand eruit ziet (uiterlijk + kleding)
- ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord in het Spaans moet gebruiken
- ik ken de getallen t/m 100 in het Spaans

Slide 1 - Diapositive

programa:

  • vídeo: la familia 
  • tareas la familia
  • fin de la clase
  • fiesta: día de muertos

Slide 2 - Diapositive

  • bekijk de video op volgende slide
  • noteer zoveel mogelijk  nieuwe woorden

Slide 3 - Diapositive

0

Slide 4 - Vidéo

vader
moeder
ouders
broer
zus
oom
tante
oma
opa 
neef
nicht
padre 
madre
padres
hermano
hermana 
tío
tía
abuela
abuelo 
primo
prima

Slide 5 - Diapositive

la madre
el hijo
el abuelo
la hermana
el nieto
la sobrina
het nichtje
de moeder
de kleinzoon
de zus
de opa
de zoon

Slide 6 - Question de remorquage

let op:

el padre + la madre =               los padres
la hermana + el hermano =  los hermanos
el abuelo + la abuela =            los abuelos
el tío + la tía =                              .......?

Slide 7 - Diapositive

El padre de mi padre es mi...
A
hermano
B
abuelo

Slide 8 - Quiz

La hermana de mi madre es mi...
A
abuela
B
tía

Slide 9 - Quiz

El hijo de mis padres es mi..
A
hermano
B
hermana

Slide 10 - Quiz

La hija de mi tía es mi...
A
madre
B
prima

Slide 11 - Quiz

Maak je eigen familiestamboom
geef hierbij ook steeds achter de namen aan om welk familielid het gaat (in het Spaans)

timer
5:00

Slide 12 - Diapositive

La familia

Slide 13 - Carte mentale

Slide 14 - Vidéo

la fiesta
el cumpleaños
la navidad
nochevieja
el año nuevo
el pastel
la comida
comer
beber
celebrar
invitar                                                            
bailar                                                            enorabuena
cantar                                                          feliz navidad
las uvas                                                      feliz cumpleanos 
los caramelos                                         la música

Slide 15 - Diapositive

España
Wat heb je nodig?
  • LessonUp 
  • Spaans werkboekje
  • pen
  • woordenlijst

Slide 16 - Diapositive


yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
persoonlijke voornaamwoorden

ik

jij

hij/zij/u


wij

jullie

zij/u (meervoud)

Slide 17 - Diapositive

Nosotros
Yo 
Ellos/ellas 
tú 
él/ella
Jullie
Wij  
jij 
ik
Hij/zij  
Zij (mv) 
Vosotros 

Slide 18 - Question de remorquage

De regelmatige werkwoorden op -ar
  • Het vervoegen van werkwoorden, wat is dat?
  • In het Spaans zijn er 3 soorten werkwoorden. 


De Spaanse werkwoorden eindigen op:
-ar
-er
-ir
hablar
trabajar
caminar
estudiar
bailar
cantar
  • Bovenstaande werkwoorden zijn de hele werkwoorden.
  • Als je -ar van de werkwoorden afhaalt heb je de stam.           (camin, bail, trabaj, estudi, habl, cant)

Slide 19 - Diapositive

Stap 1: 
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 20 - Diapositive

Stap 2: 
leer de vervoegingen van -ar

yo
as
él / ella/ usted
a
nosotros / nosotras
amos
vosotros / vosotras
áis
ellos / ellas / ustedes
an
Deze uitgangen plak je achter de stam!
neem dit schema allemaal 
over in je schrift!

Slide 21 - Diapositive

Stappenplan
hablar = praten
Nu wil je zeggen jij praat. (voorbeeld)

1. Haal -ar van het hele werkwoord af: habl (dit is de stam)
2. Wat is de jij-vorm?
3. Welke vervoeging staat er bij tú? as
4. plak de vervoeging achter de stam = habl + as = hablas 

                                       JIJ PRAAT = TÚ HABLAS 

Slide 22 - Diapositive

Un ejemplo / een voorbeeld
Omdat iedere persoon een uniek werkwoord heeft, laten Spanjaarden het persoonlijke voornaamwoord vaak weg. 

Slide 23 - Diapositive

¿entendido?
1. Yo (hablar)
2. Ellas (bailar)
3. Tú (cantar)

Slide 24 - Diapositive

maak nu: blz 8 geel werkboekje
timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Vervoeg nu zelfstandig de volgende werkwoorden in je schrift:
Tip: schrijf eerst de persoonlijke voornaamwoorden + vervoegingen op in je schrift! 
  • hablar (praten)
  • estudiar (studeren)
  • caminar (wandelen) 
  • cantar (zingen)
  • bailar (dansen)

Slide 26 - Diapositive

Het werkwoord SER

Slide 27 - Diapositive