Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
programma
Leesboeken inleveren
bespreken H5 spelling opdr 5 en 6
herhalen ww-spelling
M 7 en 8
Slide 1 - Diapositive
even terugkijken
Slide 2 - Diapositive
Met of zonder tussen-n?
A
apetrots
B
apentrots
Slide 3 - Quiz
Met of zonder tussen-n?
A
rodekool
B
rodenkool
Slide 4 - Quiz
Met of zonder tussen-n?
A
bolleboos
B
bollenboos
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
De vervoeging van Engelse werkwoorden
Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze werkwoorden net als Nederlandse werkwoorden.
Zoek in je boek het schema van werkwoordspelling op.
Slide 10 - Diapositive
Zo spel je Engelse werkwoorden
De ik-vorm van een Engels werkwoord maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen (speechen – speech; rugbyen – rugby).
Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen – softbal), tenzij de dubbele medeklinker nodig is voor de uitspraak (baseballen – baseball).
In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je ik-vorm of ik-vorm + t.
In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.
Slide 11 - Diapositive
Christine ......... (showen) vol trots haar nieuwe outfit aan haar vriendin.
Slide 12 - Question ouverte
Evert............ (crossen) op zijn mountainbike over het smalle bospad.
Slide 13 - Question ouverte
Van haar spaargeld heeft Marieke in de herfstvakantie uitgebreid .....(shoppen).
Slide 14 - Question ouverte
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd Romy en Marie ... (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden
Slide 15 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette
Slide 16 - Quiz
Engelse werkwoorden Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)