Oefentoets thema 6 transport

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

In welke bloedsomloop wordt zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven?

1. Grote bloedsomloop
2. Kleine bloedsomloop
3. Midden bloedsomloop
4. Krans bloedsomloop

Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?

1. Kleine bloedsomloop
2. Grote bloedsomloop

1. Kleine bloedsomloop
2. Grote bloedsomloop

Hoort nummer 1 bij de grote of de kleine bloedsomloop?

1. kleine bloedsomloop
2. grote bloedsomloop

Bij welke bloedsomloop
horen de armslagaders?

1. Bij de grote bloedsomloop
2. Bij de kleine bloedsomloop
3. Bij de kleine en de grote bloedsomloop
4. Die behoren niet tot de bloedsomloop

nr. 2

1

2

3

4

5

6

1. zuurstof arm kleine bloedsomloop
2. zuurstof rijk kleine bloedsomloop
3. zuurstof arm grote bloedsomloop
4. zuurstof rijk grote bloedsomloop

Hoe worden de kleine en de grote bloedsomloop samen genoemd?

1. bloedvatenstelsel
2. bloedvaten
3. dubbele bloedsomloop
4. hebben geen naam

Het bloed van een baby moet worden onderzocht. De verpleegkundige haalt 2 mL bloed uit haar armader.

Is het afgenomen bloed zuurstofarm of zuurstofrijk?
En wordt dit bloed uit de grote of uit de kleine bloedsomloop gehaald?

1. zuurstofarm bloed uit de grote bloedsomloop
2. zuurstofarm bloed uit de kleine bloedsomloop
3. zuurstofrijk bloed uit de grote bloedsomloop
4. zuurstofrijk bloed uit de kleine bloedsomloop

Waaruit bestaat het bloedvatenstelsel?

1. Hart en bloedvaten
2. Hart en Longen
3. Bloedvaten en Longen
4. Hart, bloedvaten en Longen

Welke bloedvaten hebben de dikste wand?

1. slagaders
2. aders
3. haarvaten

Deze bloedvaten hebben kleppen

1. slagaders
2. haarvaten
3. Aders

Witte bloedcellen blijven alleen binnen de bloedvaten

1. Juist
2. Onjuist

Hoe heet het vloeibare deel van je bloed in de bloedvaten

1. weefselvloeistof
2. bloedplasma
3. lymfe

In welke bloedvaten vindt opname en afgifte van stoffen plaats?

1. Aders
2. Slagaders
3. Haarvaten

Wat is de functie van een lymfeknoop?

1. Lymfe verzamelen
2. Lymfe zuiveren
3. Lymfe afbreken
4. Lymfe opnemen

In welk of welke typen vocht kunnen antistoffen voorkomen?

1. Alleen in bloed
2. In bloed, lymfe en weefselvloeistof
3. In bloed en lymfe
4. In bloed, lymfe, weefselvloeistof en traanvocht

Wat bevindt zich op plaats P?

1. bloed
2. lymfe
3. weefselvloeistof

Wat is Pus of etter?

1. Dode rode bloedcellen en ziekteverwekkers
2. Dode witte bloedcellen en dode rode bloedcellen
3. Dode witte bloedcellen en ziekteverwekkers
4. weefselvloeistof en lymfe

Welke ziekte valt niet alleen onder hart- en vaatziekte?

1. Beroerte
2. Hartinfarct
3. leefstijlziekte
4. Aderverkalking

Hoe heet de stof die zorgt voor hart- en vaatziekten?

1. Zetmeel
2. Cholesterol
3. Suiker
4. Pindakaas

Waarom is het krijgen van overgewicht gevaarlijk voor je lichaam?

1. Kans op hart en vaatziekten wordt vergroot
2. Het ziet er niet mooi uit
3. Je kan anorexia nervosa krijgen
4. Alle antwoorden zijn goed

Wat is GEEN risicofactor voor hart- en vaatziekten?

1. veel alcohol drinken
2. veel verzadigd vet eten
3. veel voedingsvezels eten
4. veel zout eten

Wat is de functie van de kransslagaders?

1. Zuurstof naar het hart brengen
2. Zuurstof bij het hart ophalen
3. Koolstofdioxide naar het hart brengen
4. Koolstofdioxide bij het hart ophalen

Wat scheidt de linker- en rechter harthelft?

1. Hart-tussenvlies
2. Hart-tussenspier
3. Hart-wand
4. Hart-tussenwand

In de Slagaders..

1. Stroomt zuurstofrijk bloed van het hart weg
2. Stroomt zuurstofarm bloed van het hart weg
3. Stroomt zuurstofrijk bloed naar het hart toe
4. Stroomt zuurstofarm bloed naar het hart toe

Het hart pompt het bloed rond met heel veel kracht. Welk gedeelte van het hart is het sterkst?

1. linkerboezem
2. linkerkamer
3. rechterkamer
4. rechterboezem

hoe vaak gaat het bloed door het hart bij de bloedsomloop?

1. 1x
2. 2x
3. 3x
4. 4x

via welk nummer komt zuurstofarm bloed het hart binnen

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Waarom hebben we kleppen in het hart en aders?

1. Zodat het bloed niet terug kan stromen
2. Zodat het bloed wordt aangezogen
3. Zodat de slechte stoffen tegen gehouden worden
4. Zodat het hart niet harder moet kloppen

Hoe heet letter S?

1. darmader
2. leverslagader
3. leverader
4. poortader

11 (12) De poortader komt uit in de ...

1. Bovenste holle ader
2. Onderste holle ader
3. Rechterboezem
4. Lever

Drie bloedvaten zijn de leverader, de leverslagader en de poortader.
In welk bloedvat of in welke bloedvaten is het bloed zuurstofrijk?

1. Alleen in de leverslagader
2. In de leverader en in de poortader
3. In de leverslagader en de poortader

Welke ader brengt zuurstofarm en voedselrijk bloed naar de lever?

1. Leverader
2. Poortader
3. Leverslagader
4. Deurader

examen opgaven 

Bloedgroepen bij katten
Bij bepaalde kattenrassen komen twee verschillende bloedgroepen voor: bloedgroep A en bloedgroep B.
Het gen voor bloedgroep A is dominant (R), dat voor bloedgroep B is recessief (r).

Wat is de bloedgroep van een kat die heterozygoot is voor deze eigenschap?

1. Bloedgroep A
2. Bloedgroep B

Bloedgroepen bij katten
Bij katten komen twee verschillende bloedgroepen voor: bloedgroep A en bloedgroep B.
Het gen voor bloedgroep A is dominant (R), dat voor bloedgroep B is recessief (r).
Een poes van dit ras met bloedgroep A krijgt jongen van een kater met bloedgroep B. In het nest zijn drie katjes met bloedgroep A en twee katjes met bloedgroep B.

Wat is het genotype van de moederpoes?

1. RR
2. Rr
3. rr

Katten met bloedgroep B hebben veel anti-A in hun bloed. Katten met bloedgroep A hebben daarentegen maar weinig anti-B.
Anti-A zit ook in de eerste moedermelk van een poes met bloedgroep B. Als jonge katjes deze melk drinken, komt anti-A via de darmwand in hun bloed terecht. Dit kan sterfte van katjes veroorzaken. Dit verschijnsel wordt FNI genoemd.
Een poes met bloedgroep B krijgt jonge katjes. Alle katjes sterven door FNI.
Welke bloedgroep hadden deze jonge katjes: bloedgroep A of bloedgroep B? Leg je antwoord uit.

Toch niet ziek met hiv
Sommige mensen hebben door hun gedrag een groot risico om besmet te worden met hiv. Dit virus verspreidt zich via bloedcellen die betrokken zijn bij de afweer. Deze cellen worden geïnfecteerd met het hiv en gaan na de voortplanting van het hiv-virus dood, waardoor de afweer van seropositieve mensen verzwakt.

Een persoon is seropositief en in zijn bloed bevinden zich hiv-DNA en antistoffen tegen hiv.

In welk bestanddeel van het bloed bevindt zich het hiv-DNA en in welk bestanddeel de antistoffen?

1. Hiv-DNA in rode bloedcellen, antistoffen in bloedplasma
2. Hiv-DNA in witte bloedcellen, antistoffen in bloedplasma
3. Hiv-DNA, in rode bloedcellen, antistoffen in witte bloedcellen
4. Hiv-DNA in witte bloedcellen, antistoffen in rode bloedcellen

Toch niet ziek met hiv
Veel virussen maken wel ziek, maar worden op den duur door het lichaam met succes bestreden. Het organisme is daarna in de meeste gevallen immuun voor het virus.

Beschrijf op welke wijze een besmetting met deze virussen leidt tot immuniteit.