Les 2 Voorrangsregels en snelheid

Les 2 Voorrangsregels en snelheid
Leerdoelen:
1: Welke voorrangsregels zijn er?
2: Wat zijn de gevaren van snelheid?

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatwerktijdMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 2 Voorrangsregels en snelheid
Leerdoelen:
1: Welke voorrangsregels zijn er?
2: Wat zijn de gevaren van snelheid?

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn voorrangsregels?
In principe geldt dat bestuurders die van rechts komen op gelijkwaardige kruispunten voorrang krijgen. Maar dat geldt ook weer niet altijd. Zo gaan verkeerstekens zoals haaientanden boven verkeersregels en gaan verkeerslichten weer boven verkeerstekens. Verder worden voetgangers niet als bestuurders gezien.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Voor fietsers in Nederland gelden specifieke voorrangsregels om hun veiligheid op de weg te waarborgen. Hier zijn enkele belangrijke voorrangsregels voor fietsers samengevat:

1. Fietsers op een fietspad hebben voorrang op voertuigen op de rijbaan, tenzij anders aangegeven.
2. Fietsers moeten altijd voorrang verlenen aan voetgangers op een zebrapad of bij een voetgangersoversteekplaats.
3. Bij gelijkwaardige kruispunten tussen fietspaden geldt het principe van "rechts heeft voorrang" voor fietsers.
4. Op rotondes hebben fietsers binnen de rotonde voorrang op voertuigen die de rotonde willen oprijden.
5. Wanneer een fietspad een weg kruist, hebben fietsers voorrang op het verkeer op die weg, tenzij anders aangegeven.
6. Op sommige plekken kunnen verkeerslichten specifieke regels hebben voor fietsers, zoals een aparte groenfase voor fietsers.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Tijd voor een Quiz
Wie heeft voorrang?

Slide 7 - Diapositive

Wie heeft er voorrang?
A
De auto heeft voorrang.
B
De fietser heeft voorrang.

Slide 8 - Quiz

Voorrangsafspraken en voorrangsborden gelden alleen
voor bestuurders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wie heeft er voorrang?
A
De witte auto
B
De fietser
C
De vrachtwagen en motor

Slide 10 - Quiz

Moet je bij dit bord voorrang verlenen of voorrang krijgen?
A
Voorrang verlenen
B
Voorrang krijgen
C
Dit is geen voorrangsbord

Slide 11 - Quiz

Wie heeft er hier
voorrang?
A
de rode auto
B
de blauwe auto

Slide 12 - Quiz

En wie heeft er nu
voorrang?
A
de rode auto
B
de blauwe auto

Slide 13 - Quiz

U ziet een "illegaal" voorrangsvoertuig,
moet u deze voorrang verlenen?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Wanneer hebben voorrangsvoertuigen voorrang (ambulance, politie, brandweer)?
A
Deze voertuigen hebben altijd voorrang.
B
Als ze hun sirenes aan hebben staan.
C
Als ze hun blauwe zwaailichten aan hebben staan.
D
Als ze hun blauwe zwaailicht en sirenes aan hebben staan.

Slide 15 - Quiz

Welke voorrangsborden
vertellen je dat je
voorrang moet geven?
timer
0:20
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz


Wie heeft hier voorrang?
A
Auto
B
Fietser

Slide 17 - Quiz

Wie heeft hier voorrang?
A
De fietser
B
De blauwe auto
C
De grijze auto

Slide 18 - Quiz

Wie heeft er voorrang?
A
1. rode auto, 2. witte auto, 3. fiets
B
1. fiets, 2. rode auto, 3. witte auto
C
1. fiets, 2. witte auto, 3. rode auto
D
1. rode auto, 2. fiets, 3. witte auto

Slide 19 - Quiz

Snelheid 
Gevaar

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Voorrang moet je krijgen niet nemen

Slide 22 - Diapositive

Tot volgende week!

Slide 23 - Diapositive