H5 - vendredi 25 september - pronom démonstratif

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Plan du cours

• Interrogation orale: voca C (N-F) p. 43-44 + les mots du bac blz. 4
• Explications: Le pronom demonstratif (Référence blz. 33 + stencil docent)
• Exercices
  
• Leerdoelen: connaître les formes du pronom démonstratif
  

Objectifs d'apprentissage

Ik kan......

1. - ik begrijp de functie van een zelfstandig voornw
2. - Ik kan een aanwijzend voornw vertalen (F-N & N-F)
3. - de goede vorm van een aanwijzend voornaamwoord voor een zelfstandig naamw. kiezen
4. - de goede vorm van een aanwijzend voornw zelfstandig kiezen

Devoirs:
Traduis: verbazen

Traduis: de toeval

1. l'indication
2. la différence
3. le hasard
4. ta taille

Traduis: terwijl

Traduis: verbazen

1. étonner
2. mesurer
3. respecter
4. reconnaître

Traduis: parfois

1. ook
2. toch
3. soms
4. vaak

Traduis: la cause

Traduis: tout de même

(Voorkennis activeren)
Traduis: Ce problème

Remplis: _____ garçon (m)

1. cette
2. ces
3. ce
4. cet

Remplis: _______ hôtel (m)

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

Remplis: ______ ville (v).

1. cette
2. ce
3. cet
4. ces

Remplis: ____ enfants (m).

1. cet
2. cette
3. ce
4. ces

Explications

Le pronom demonstratif (Référence blz. 33 / GL + stencil docent)

C'est ton livre (m)? Non, c'est _____ de ma soeur

1. celle
2. celui
3. ce
4. ceux

Quelle robe (v) aimes-tu? ______-ci?

1. celle
2. ceux
3. celui
4. celles

Je n'ai pas d'enfants (m) mais _____ de mon frère sont adorables.

1. celui
2. celle
3. ceux
4. ces

Et maintenant, au travail....

(en silence)

- Faire les exercices distribués (papier) 

- Aide: Référence blz. 33 + stencil docent

- Finir à la maison (devoirs pour mercredi prochain)

Objectifs d'apprentissage

Ik kan......

1. - ik begrijp de functie van een zelfstandig voornw
2. - Ik kan een aanwijzend voornw vertalen (F-N & N-F)
3. - de goede vorm van een aanwijzend voornaamwoord voor een zelfstandig naamw. kiezen (ce (cet)/cette/ces)
4. - de goede vorm van een aanwijzend voornw zelfstandig kiezen (celui /celle / ceux / celles)

Welke leerdoelen heb je vandaag bereikt?
(schrijf de nummer(s) op)

Qu'est-ce que tu as trouvé difficile?