V2 passé composé

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

V2 - LS Unité 1

VERBES 

et

PASSÉ COMPOSÉ

...nu de werkwoorden!

Je hebt regelmatige ww

en onregelmatige ww

Van de regelmatige zijn er drie groepen

De grootste groep zijn de werkwoorden op -er

eerst de tegenwoordige tijd

HET NU!

de PRÉSENT!

Kies de juiste vorm:
(parler) jij praat

1. tu parler
2. tu parle
3. tu parles

Kies de juiste vorm:
hij komt aan

1. il arriver
2. il arrive
3. il arrivez

Wat is in het Frans:
wij organiseren (ww = organiser)

Wat is in het Frans:
ik reis

VORIGE DIA: OOK DE VERLEDEN TIJD!

toen !

de passé composé !

TWEE delen !

De passé composé bestaat uit:

een hulpwerkwoord

(bv) IK HEB

en een voltooid deelwoord

(bv) GEGETEN

Bij de regelm.ww op -er eindigt het voltooid deelwoord altijd op -é

=>  J'ai  mangé

Kies de juiste vertaling:
wij hebben geluisterd

1. nous écoutons
2. nous avons écouté
3. elle a écouté

Kies de juiste vertaling:
zij hebben gereisd

1. Ils ont voyagé
2. Ils ont voyager
3. Ils voyagent

Oké, je moet dus ook goed het hulpwerkwoord weten!

Meestal is dat een vorm van hebben = avoir

Ik ken alle vormen van AVOIR op mijn duimpje ;-)

Ja

Nee

Geef de juiste vertaling
(organiser) ik heb georganiseerd

Geef de juiste vertaling
(jouer) zij heeft gespeeld

Geef de juiste vertaling
(rouler) jullie hebben gereden

Geef de juiste vertaling
(rater) zij (mnl mv) hebben gemist

Let op: een onregelmatig ww heeft vaak een onregelmatig voltooid deelwoord

Bijvoorbeeld:

doen/maken = FAIRE     gedaan/gemaakt = FAIT

Nous avons fait un exercice.

hebben = AVOIR     gehad = EU

J'ai eu un problème.

zijn = etre     geweest = ÉTÉ

Ils ont été à Paris = Zij zijn in Parijs geweest. 

Kies de juiste vertaling:
Wij hebben ons huiswerk gemaakt

1. Nous avons fait nos devoirs
2. Nous avons faire nos devoirs
3. Nous avons fairé nos devoirs

Kies de juiste vertaling:
Hij heeft een toets gehad

1. Il a avoiré un test
2. Il a avé un test
3. Il a eu un test

Kies de juiste vertaling:
Ik ben op school geweest

1. Je suis été à l'école.
2. J'ai été à l'école.

Maak nu in je boek:

Ex 16A - p.24

(we kijken zo na)

De antwoorden van ex 16A

1 Nous avons voyagé = wij hebben gereisd

2  J'ai acheté = Ik heb gekocht

3  Vous avez joué = jullie hebben gespeeld

4  Ils ont eu = zij hebben gehad

5  Il a été = Hij IS geweest (zie je wat er letterlijk staat?)

6  Tu as fait = Jij hebt gedaan

(Tu as fait du camping? = Heb jij gekampeerd?)

HEB JE HET GOED GEZIEN?

Het VOLTOOID DEELWOORD verandert hier nooit, 

alleen de vorm van het hulpwerkwoord AVOIR verandert!

(net als in het NL)

j'AI regardé = ik HEB gekeken

nous AVONS regardé = wij HEBBEN gekeken

elles ONT regardé = zij HEBBEN gekeken

We doen nu samen ex 16B

SCHRIJF MEE IN JE BOEK!

En de antwoorden van B:

We bekijken nu samen

In het boek p.25

Wat gebeurt er als het hulpwerkwoord niet 

AVOIR is maar ETRE?

Morgen doen we nog een aantal vragen in Lessonup, maar maak nu zelf: 16C = huiswerk!

Dit zijn de antwoorden van C:

Of: gebruik 

DE REGEL VAN DE LUIE MENSEN ;-)

Kies de juiste vertaling:
Hij is aangekomen

1. Il arrive
2. Il est arrivé
3. Il a arrivé

Kies de juiste vertaling:
Wij hebben gedanst

1. Nous sommes dansés
2. Nous sommes dansé
3. Nous avons dansé

Kies de juiste vertaling:
Zij is geweest

1. Elle a été
2. Elle a étée
3. Elle est étée

Vertaal:
Hij is naar huis gegaan (rentrer)

Vertaal:
ZIJ is naar huis gegaan (rentrer)

Vertaal:
Luc en Paul zijn uitgegaan (sortir)

Vertaal:
Irene heeft geluisterd (écouter)

Vertaal:
Zij is gebleven (rester)

Maak nu in je boek ex 16D

Dit zijn de antwoorden van 16D: