Horatius Cocles 3a

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Hoelang heb je geleerd voor vandaag? Antwoord op de schaal in minuten.

0100

R. 1-2 Cum hostes adessent, pro se quisque in urbem ex agris demigrant;
Welk volk zijn de "hostes"?

r. 2 in urbem ex agris demigrant;
over welke stad gaat het? Geef als antwoord een citaat uit het vervolg van de tekst

Uit het woordenboek:

R. 3 Tiberi is een:

1. gen. subjectivus bij obiecto
2. abl. in ablabs Tiberi obiecto
3. abl. causae
4. zowel B en C zijn mogelijk

obiecto r. 3 komt van

obiectus 1 PPP

obiectus 2 ZN

kan allebei

id munimentum 'hem als bolwerk':
leg uit wat er eigenlijk mis is aan deze aantekening uit je boek:

Qui r. 6: hier is sprake van

1. een bijv. gebruikt vragend vnw
2. een betrekkelijke bijzin
3. een relatieve aansluiting
4. een BTVMIA

forte r. 6: dit is een

1. bijwoord afgeleid van fors
2. abl. van fortis
3. bijwoord afgeleid van fortis
4. abl. van fors

De vorige vraag kan ook anders:

Leg duidelijk uit wat er mis is gegaan in de volgende vertalingen van r. 6-7 positus t/m pontis:

vertaling a: nadat hij dapper was neergezet bij de wachtpost van de brug 

vertaling b: nadat hij was neergezet bij de dappere wacht van de brug

Welk PPP maakt deel uit van een infinitivus in een AcI?

1. captum r. 7
2. citatos r. 8
3. transitum r. 12
4. excepturum r. 17

gen. partitivus

gen. objectivus

gen. sujectivus

gen. possessivus

pontis r. 7

deum r. 11

hostium r. 13

hostium r. 16

coniunctivus obliquus

coniunctivus irrealis

coniunctivus finalis

coniunctivus na cum historicum

fuisset r. 4

vidisset r. 7

reliquissent r. 13

interrumpant r. 16

posset r. 17

Citeer uit de tekst vanaf r. 6 het tekstelement
(... t/m ...) waarin je een trikolon, polysyndeton én een climax herkent.

Citeer uit de tekst vanaf r. 6 het tekstelement
(... t/m ...) waarin je een trikolon, asyndeton én een climax herkent.

bekijk de afbeelding: citeer het Latijnse woord dat bewijst dat deze weergave niet klopt