H3 - quiz islam

Islam betekent:
A
Overgave aan God
B
Geloof in God
C
God wil het
D
Geloof in Mohammed
1 / 25
suivant
Slide 1: Quiz
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Islam betekent:
A
Overgave aan God
B
Geloof in God
C
God wil het
D
Geloof in Mohammed

Slide 1 - Quiz

I. De Islam is de op één na grootste wereldgodsdienst.
II. De Islam is de jongste van de drie monotheïstische godsdiensten.

A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
I en II zijn onjuist
D
I en II zijn juist

Slide 2 - Quiz

Het belangrijkste thema in de islam is:
A
God het beste wil voor de mensen. Het geloof in God als schepper van hemel en aarde.
B
Het geloof in één God en in Mohammed als zijn profeet.
C
Het geloof in de alwetendheid en almacht van God.
D
Het geloof dat God het beste wil voor de mensen.

Slide 3 - Quiz

"Allahoe akbar" betekent letterlijk:
A
God is Allah
B
God is barmhartig
C
God is groot
D
God is liefde

Slide 4 - Quiz

Moslims:
A
Cremeren hun doden
B
Geloven niet in een leven na de dood
C
Geloven in een leven na de dood
D
Begraven hun doden in een kist

Slide 5 - Quiz

Hoe vaak worden moslims dagelijks opgeroepen tot gebed?
A
3
B
5
C
2
D
4

Slide 6 - Quiz

Welke zin klopt niet:
A
In een moskee vind je geen afbeeldingen van dieren en mensen.
B
De rituele wassing vindt zowel voor als na het gebed plaats.
C
Een moskee heeft als gebedshuis ook een sociale functie.
D
In de gebedsruimte van een moskee moeten de schoenen uit.

Slide 7 - Quiz

De voorganger in een moskee noem je een:
A
Rabbijn
B
Pastoor
C
Muezzin
D
Imam

Slide 8 - Quiz

Welke mening hebben moslims over Mohammed?
A
Hij is de reïncarnatie van Jezus Christus
B
Hij is God die als mens op aarde is verschenen
C
Hij is de laatste en belangrijkste profeet
D
Hij is een zoon van God die op aarde is geweest

Slide 9 - Quiz

Iemand die de bedevaart naar Mekka heeft afgelegd, krijgt na zijn terugkeer de eretitel:
A
Hadjia
B
Hadjie
C
Hadji
D
Hatsjie

Slide 10 - Quiz

Hoe wordt het grote feest ook genoemd?
A
Suikerfeest
B
Offerfeest
C
Saum
D
Ramadan

Slide 11 - Quiz

Waaruit bestaat de inhoud van de Koran?
A
De woorden die Mohammed van Gabriël heeft gekregen
B
Het bevat direct door God gesproken woorden
C
Er staan verhalen over het leven van Mohammed in
D
Mohammeds uitleg van Gods woorden

Slide 12 - Quiz

I. Moslims, christenen en Joden geloven in principe in dezelfde God.
II. Jezus is volgens de Islam een profeet van Allah.

A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

"Sjahada" betekent letterlijk:
A
Gebedenboek
B
Geloofsinhoud
C
Heilige verklaring
D
Geloofsbelijdenis

Slide 14 - Quiz

Op welke plaats kan de moslim zijn gebeden uitspreken?
A
Alleen op plaatsen die door de imam zijn goedgekeurd
B
Alleen in de moskee
C
Alleen thuis en in de moskee
D
Op elke reine plaats

Slide 15 - Quiz

In welk jaargetijde valt de maand ramadan?
A
Zomer
B
Voorjaar en zomer
C
Wisselend in alle jaargetijden
D
Winter

Slide 16 - Quiz

Wat komt niet in elke moskee voor?
A
Preekstoel
B
Wasruimte
C
Aparte vrouwenruimte
D
Mihrab

Slide 17 - Quiz

Welke zin is juist?
A
De voorkant van de moskee is gebouwd in de richting van Medina.
B
In de Koran staat dat een moslim drie keer per dag moet bidden.
C
In elke moskee hangt een portret van de profeet Mohammed.
D
Moslims bidden met hun gezicht richting Mekka.

Slide 18 - Quiz

Een minaret is oorspronkelijk bedoeld om:
A
Op te roepen tot vrede.
B
Op te roepen tot gebed.
C
Een klok te luiden.
D
De moskee te versieren en herkenbaar te doen zijn.

Slide 19 - Quiz

Wanneer wordt voor de moslims de wekelijkse preek gehouden?
A
Vrijdagmiddag
B
Zaterdagochtend
C
Zaterdagmiddag
D
Zondagochtend

Slide 20 - Quiz

Wat is de “ zakaat” ?
A
Gebed
B
Bedevaart
C
Armenbelasting
D
Geloofsbelijdenis

Slide 21 - Quiz

I. Moslims eten alleen vlees van reine dieren die ritueel geslacht zijn.
II. Het eten van varkensvlees is halal.

A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 22 - Quiz

Ka’aba betekent
A
Gebouw
B
Kubus
C
Vierkant
D
Zwart voorwerp

Slide 23 - Quiz

Hoe worden de hoofdstukken in de Koran gerangschikt?
A
Volgens auteurs
B
Van korte hoofdstukken naar lange
C
In chronologische volgorde
D
Van lange hoofdstukken naar korte

Slide 24 - Quiz

Wat betekent “koran”?
A
Heilig boek
B
Bijbel in het Arabisch
C
Dat wat voorgelezen moet worden
D
Woord van God

Slide 25 - Quiz